(Ned.: kwakers), m. (mv.), protestantse sekte, tak van de puriteinen, in Engeland ontstaan als uiting van het spiritualisme, dat de godsdienst zuiver geestelijk, innerlijk en persoonlijk wilde opvatten; leden van deze sekte.
De quakers noemden zichzelf Genootschap der Vrienden (Society of Friends); de naam quakers is waarschijnlijk afgeleid van quake, beven, in verband met de nerveuze opwinding gedurende de godsdienstoefeningen, waarin de silent meetings, het in stilte wachten op de mededeling van de H. Geest, een grote plaats innemen. Stichter van de sekte was G.Fox, organisator W.Penn, theoloog R.Barclay. De quakers kwamen het eerst voor in 1654. Zij zochten overal ingang en ontwikkelden zich vooral in Noord-Amerika, m.n. in Pennsylvanië, in de democratisch-religieuze stichting van Penn. De quakers leggen nadruk op het innerlijk Licht of Woord, de Christus in de mens, de onmiddellijke verlichting door God, het gebed als woordloze verzonkenheid in God; vandaar geen predikambt, kerk, sacramenten.
Ze leggen zich toe op praktische vroomheid, eenvoud van leven. In Nederland staat de beweging van de-Woodbrookers met hen in nauw contact. Het Ned. Religieus Genootschap der Vrienden is opgericht in 1913; tijdschrift: De Vriendenkring.
LITT. E.Russell, The history of quakerism (2e dr. 1943); G.B.Burnet, The story of quakerism in Scotland (1952); Leven uit het innerlijk licht. Getuigenissen van Quakers (1952); R.C.Scott (red.), Die Quaker (1974).
-.