[Lat., ondervrager], m. (-es, -en of -s), 1. (Romeinse oudheid) een ambtenaar aan wie het onderzoek in criminele zaken was opgedragen; later: beheerder van de schatkist en archivaris (e); 2. penningmeester.
(e) De quaestoren vergezelden ook de consuls, wanneer dezen met hun legers uittrokken en provincies bestuurden; zij droegen dan de zorg voor de krijgskas, de voedselvoorziening en een deel van de rechtspraak. Hun aantal steeg geleidelijk van twee quakers. Een ‘silent meeting'bij quakers tot twintig onder Sulla (ca.80 v.C.), die tevens bein Chestnut Ridge, Pennsylvanië paalde dat zij krachtens hun ambt toegang kregen tot de Senaat. In de 4e eeuw verdwenen de quaestoren en ontwikkelde zich het ambt van quaestor sacri palatii, te vergelijken met dat van rijkskanselier.