[Gr. pyrros, rossig], een afdeling van het plantenrijk (Thallophyta), die voornamelijk eencellige, zich door middel van twee zijdelings aangehechte zweepharen voortbewegende algen omvat. Deze groep telt meer dan 125 geslachten (ruim 1000 soorten).
Zij zijn vooral talrijk in het plankton van zeeën in warmere klimaten, waar zij samen met de diatomeeën de hoofdmassa van het plankton uitmaken, maar zij komen ook wel in zoet water voor. Bruingroene tot goudbruine kleurstoffen (o.a. peridinine en dinoxanthine) zijn geconcentreerd in chromatoforen; zij spelen een rol bij de vorming van reservevoedsel (zetmeel of olieachtige produkten). Er zijn ook kleurloze vormen die heterotroof zijn, en chlorofylhoudende, dus groengekleurde vormen, die autotroof zijn. De celkern is zeer groot; de celwand bevat meestal cellulose. Sommige soorten (dinoflagellaten) kunnen nabij de Noordamerikaanse kusten tijdelijk in zulke aantallen optreden dat de zee rood gekleurd wordt (zgn. red tide; bloedzee).De zeevonk, Noctiluca, verantwoordelijk voor het lichten der zee, wordt soms wel geclassificeerd als een der Pyrrophyta. Voorbeelden. Ceratium, Gonyaulax, Peridinium.