Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pruik

betekenis & definitie

[Ital. parrucca], v./m. (-en),

1. hoofdbedekking vervaardigd van mensen-of dierenhaar, van planteof kunstvezels of van zijde: zij draagt een pruik; ook als middel om zich te vermommen; hij heeft de pruik, de bokkepruik op, hij is boos, nors, kwaad; zijn pruik staat scheef, hij is slecht gemutst;
2. (gemeenz.) slordige haardos; (ook) dik of gekruld hoofdhaar: iemand met een mooie pruik haar; bij vergelijking: pluk tabak die bij een gestopte pijp buiten de kop hangt.

Reeds de Egyptenaren, Assyriërs, Babyloniërs, Perzen en andere Vooraziatische volken kenden grote pruiken voor zowel de (kaalgeschoren) mannen als voor de vrouwen. Deze coiffures bestonden waarschijnlijk uit andere stoffen dan haar. In de Romeinse Keizertijd waren de blonde haren van de Germaanse vrouwen zeer gezocht voor de vervaardiging van pruiken. Ook in de vroege middeleeuwen droegen (kale) mannen wel vreemd haar. In het begin van de 16e eeuw maakte men m.n. te Neurenberg pruiken. In Frankrijk vervaardigde men ze toen van dunne dierenhuiden, waarop het haar werd vastgenaaid.

De methode om afgeknipte mensenharen tussen zijden draden in te werken, dateert uit de 17e eeuw en wordt aan een Parijse kapper Evrais toegeschreven. De vroegtijdige kaalhoofdigheid van Lodewijk XIII werd aanleiding tot de pruikenmode in Frankrijk en elders in Europa. Lodewijk XIV droeg na 1673 een grote, pompeuze, krullende pruik (allonge). Deze krulde boven het voorhoofd door een diepe scheiding in tweeën gedeeld, steil omhoog en viel voor en achter over de schouders. Aanvankelijk werden de pruiken van echt haar in natuurlijke kleuren gemaakt. Aan de grote vraag kon men echter niet tegemoet komen en daarom werden ze ca. 1700 dikwijls vervaardigd van ander materiaal (b.v. vlas), dat dan gepoederd werd.

Tegen het einde van de 17e eeuw waren bij militairen gemakshalve de lokken in de nek bijeengebonden. Ca. 1740 wond men het achterste deel in elkaar en zo ontstond de staartpruik. Het haar vormde een kuif boven het voorhoofd en was verder strak naar achteren getrokken. Vóór de Franse Revolutie werd de kuif van de staartpruik zeer breed en bedekte de oren geheel. Ca. 1800 werd de pruik als symbool van het Ancien Régime verbannen. Men droeg het eigen haar, liefst lang.

In Engeland is de witte allonge, in zeer stijve vorm (zelden van echt haar) in gebruik gebleven voor de rechter, de staartpruik voor advocaten. Pruiken die in tint bij de japon pasten waren kort voor de Eerste Wereldoorlog in Parijs in zwang. In de jaren zestig van de 20e eeuw waren de pruiken de grote mode, m.n. in de VS, later ook in Europa. De huidige haarindustrie vervaardigt pruiken (voor dames en heren) en toupets (m.n. voor heren) die men vrijwel niet van het eigen haar kan onderscheiden. Aan de toneelpruik, waartoe ook de kale pruik behoort (een vleeskleurig, glad kapje dat strak over het hoofd sluit), stelt men uiteraard andere eisen.

De techniek van het pruikenmaken is in de loop der tijden weinig veranderd (inplanteren, tressen). Het haar wordt vooraf ingeplant op een onderlaag; daarboven komt een stofbedekking in de tint van de hoofdhuid. Door deze tamelijk harde stof heen prikt men de crochet (haakje) en haalt door het aldus ontstane gaatje haar voor haar naar boven.

< >