Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

provo

betekenis & definitie

m. (-’s), een jeugdige die provocerend optreedt, m.n. zoals in Amsterdam in de jaren 1965–67.

De term provo, geïntroduceerd door de socioloog W.Buikhuisen, is afgeleid van ‘provocatie’. Dat karakteriseerde de protesthouding van de provo’s, die zich afzetten tegen de gevestigde orde, de consumptiemaatschappij en iedere vorm van gezag. Geestelijk vader van de Amsterdamse provo’s was Robert Jasper Grootveld, die als ‘antirookmagiër’ op het Spui ‘happenings’ organiseerde rond het standbeeld Het Lieverdje, dat als geschenk van een sigarettenfabrikant symbool werd voor de ‘Verslaafde konsument’. Het succes en de bekendheid van de provobeweging was voornamelijk te danken aan de verrassende manier van actie voeren en de overdreven reactie van de politie daarop. De climax in de confrontaties tussen provo’s en politie kwam in mrt. 1966 bij de ongeregeldheden rond het huwelijk van prinses Beatrix, terwijl de door het provo-optreden ontstane spanning een belangrijke factor was bij het uitbreken van de latere onlusten in de zomer van 1966.

In het begin had de provobeweging geen politieke ideeën. Die kwamen pas in 1965, toen het eerste nummer van het blad Provo, onder leiding van Roel van Duyn, verscheen. Bekend werden de zgn. witte plannen: het witte-fietsenplan tegen het autoverkeer, het witte-wijvenplan tegen de gevestigde seksuele moraal, en het witte-schoorstenenplan tegen de luchtvervuiling. Hoewel de provobeweging een sterk anarchistisch element bevatte, is het zeker niet zo dat alle provo’s anarchisten waren. De provofilosofie was: de maatschappij een spiegel voor te houden door op ludieke wijze allerlei verschijnselen te persifleren. Toen dat aansloeg en men aan het verschijnsel provo gewend raakte, hief de beweging zichzelf in 1967 op.

De Kabouters kunnen als voortzetting van de provobeweging beschouwd worden.

LITT. D.van Weerlie, Wat de provo’s willen (1965); E.F.Frenkel e.a., Provo’s (1966); R.van Duyn, Het witte gevaar (1967); Ned. Sociol. Veren., Lastig Amsterdam (1968); R.van Duyn, En tranen (1972).

< >