belastingen door de Ned. provincies geheven. Na de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden en de totstandkoming van de Provinciale Wet (Thorbecke, 1850) kregen de provincies het recht belastingen te heffen.
Bij de wet van 24.12.1970, Stb. 608, is de heffingsbevoegdheid van de Ned. provincies sterk gewijzigd. Sindsdien kunnen de provincies maximaal 32 opcenten op de motorrijtuigenbelasting, geheven van de in de provincie wonende houders van motorrijtuigen, heffen, alsmede leges, retributies voor het gebruik van bepaalde provinciale diensten en precariorechten (art. 146, 148 Provinciewet). Naast de algemene heffingsbevoegdheid kan op grond van een bijzondere wet aan de provincie het recht tot heffing van een belasting worden gegeven, zoals aan de prov. Friesland ter bestrijding van de kosten voortvloeiende uit de waterbeheersing op de Friese boezem (Friese bemalingsbelasting).In België heffen de provincies geen eigen belastingen, maar alleen opcentiemen, voornamelijk op de onroerende voorheffing en op de aflevering van fietsplaten e.d.