[Gr. nema, draad], v. (—’s, protonemata), draadje van chlorofylhoudende cellen, ontstaan uit een kiemende mosspore, waaruit zich de mosstengeltjes zullen ontwikkelen.
Het protonema hecht zich op de ondergrond door middel van kleurloze (chlorofylloze) draadjes (rizoïden). Groei vindt plaats door celdeling aan de draadeinden; de dwarswandjes staan scheef op de lengterichting. Broedknoppen kunnen verschijnen, afvallen en nieuwe protonema’s leveren.