[Lat.], o. (mina), voornaamwoord.
Pronomen is een taalkundige term ter aanduiding van een woordsoort, die in vrijwel alle talen voorkomt, zij het in iedere taal op een eigen wijze, en die zich kenmerkt doordat de betekenis van de woorden die ertoe behoren in het algemeen slechts bepaald kan worden met betrekking tot de spreker en de hoorder van de zin waarin zij voorkomen. Zo is de betekenis van het Ned. pronomen personale (persoonlijk voornaamwoord) ik te omschrijven als aanduiding van de persoon die de zin spreekt waarin dit woord ik voorkomt. De pronominale stelsels van de verschillende talen lopen sterk uiteen. Sommige zijn zeer samengesteld, andere omvatten slechts enkele woorden. In het algemeen
is het stelsel van de pronomina gesloten, d.w.z. het aantal woorden dat tot deze woordsoort behoort is zeer beperkt, aftelbaar en moeilijk voor uitbreiding vatbaar. Men spreekt van bezittelijk voornaamwoord, b.v. mijn, zijn; aanwijzend voornaamwoord, b.v. deze, die; betrekkelijk voornaamwoord, b.v. hetgeen, degeen; onpersoonlijk voornaamwoord, b.v. men, ieder.
LITT. E.Benveniste, La nature des pronoms (1956); R.Harweg, Pronomina und Textkonstitution (1968).