m., verzakking, het zich naar beneden verplaatsen van een orgaan(gedeelte), meestal als gevolg van een verslapping van het ondersteunend weefsel.
Bij verzakking van de baarmoeder spreekt men van prolapsus uteri, van de blaaswand prolapsus vesicae, van de darmwand prolapsis recti, van de schedewand prolapsus vaginae. Bij een verzakking van de schedewand wordt vaak de blaasbodem of de endeldarm meegetrokken, wat tot stoornissen bij urineren of stoelgang kan leiden. Meestal bestaat er tevens een zwaar gevoel of druk in de onderbuik of rugpijn.