Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pril

betekenis & definitie

bn. en bw. (-Ier, -st),

1. bekoorlijk, lieflijk en teer; (zelfst.) in het prilst van de lente;
2. verkerend in een stadium van jeugdige onvolgroeidheid, nauwelijks ontloken: in de prille jeugd; de prille voorjaarslucht, het vroege voorjaar; (bw.) als iets jongs en onvolgroeids.

< >