Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

prei

betekenis & definitie

v./m. (-ën), Allium porrum, een tuinbouwgewas waarvan men gewoonlijk het gedeelte gebruikt dat rond de korte stengel onder de grond is gegroeid.

Men kent de teelt van zomer-, herfst-en winterprei. Zomerprei wordt begin jan. in een verwarmde kas gezaaid en eind mrt.-begin april in de volle grond geplant. De oogst valt in juni, juli en aug. Herfstprei wordt in sept., okt. en nov. geoogst. Winterprei moet winterhard zijn en wordt in een niet al te strenge winter tot in mei van het veld geoogst. Het areaal prei is in Nederland van 1070 ha in 1971 gestegen tot 1900 ha in 1977, waarvan ca. 200 ha contractteelt.

De handelsproduktie steeg van 30000 t naar ca. 38000 t. Het grootste deel van de produktie is bestemd voor de verse binnenlandse markt (25000 t). Export vindt plaats naar de BRD, België en Frankrijk. De verwerkende industrie toont een toenemende belangstelling. Het diepvriezen van de prei is veruit de belangrijkste verwerkingsvorm.

In België is het areaal van 421 ha in 1974 gestegen tot 520 ha in 1977. De produktie bedroeg 102400 t (1977). België voert veel prei uit naar de BRD en Nederland.

< >