m. (-ken),
1. hoeveelheid fijngemaakt gemengd eten: dat is een goede prak voor vanavond;
2. een prak sneeuw, een vracht;
3. (niet algemeen) grote hoeveelheid;
4. in de prak, kapot, aan diggelen: een auto in de prak rijden; ook ongeluk met een vliegtuig.