[Fr., bladdrager], m. (-s),
1. map voor het opbergen van papieren stukken van veelal betrekkelijk groot formaat als tekeningen, prenten, kaarten, ook wel voor kleine geschriften, bestaande uit vooren achterplat, al of niet door een vaste rug verbonden: in archieven worden de niet-gebonden stukken in portefeuilles bewaard;
2. schrijfmap; (zegsw.) in hebben, houden, nog in onuitgegeven staat hebben liggen: die schrijver heeft nog veel in —;
3. tas, map ter bewaring van staatsstukken en officiële bescheiden; vandaar fig.: tak van dienst die aan een minister is toevertrouwd: de — van Onderwijs en Wetenschappen; de — neerleggen, ontslag nemen als minister; de aanvaarden, de benoeming tot minister aannemen; van verwisselen, als minister aan een ander departement optreden; minister zonder -, lid van de ministerraad zonder eigen departement; ook wel in toepassing op takken van dienst die door wethouders van grote gemeenten beheerd worden;
4. (leren) tas voor het opbergen van geldswaardige stukken: (fig.) in in bezit: aandelen, bankpapier in — hebben; (metonymisch) voorraad aan stukken, effecten; omzet: hij bezit een aanzienlijke assurantieportefeuille;
5. kleine dubbele tas met vakjes waarin men bankpapier, rijbewijs, brieven enz. bij zich draagt.