m. (mv.), (ook: knorhanen), Triglidae, een familie van vissen, behorend tot de schorpioenvissen, ca. 14 geslachten (ca. 85 soorten) omvattend. (e) De ponen zijn gekenmerkt door een gepantserde kop met grote, hooggeplaatste en zijdelings gerichte ogen, en 2 of 3 niet door vliezen verbonden dikke vinstralen onder aan de borstvinnen. Ponen bewonen vooral de tropische en gematigde kustzeeën, waar zij zich voeden met vis en bodemdieren.
Langs de Ned.-Belg. kust zijn 4 soorten waargenomen: de grauwe poon, Eutrigla gurnardus, met korte borstvinnen, die de aarsvin niet bereiken, grijsbruine bovenhelft met witte zijlijn en buik, tot 45 cm lang; de Engelse poon, Aspitrigla cuculus, met een serie hoge en smalle schubben in de zijlijn, rozerode rug en zijden, 40 cm lang; de rode poon, Trigla lucerna, eveneens rood, of bruinrood, onderzijde borstvin diep blauw, maar met kleine zijlijnschubben, 70 cm lang, en de gestreepte poon, Trigloporus lastovitza, grijsblauw met rode strepen, buik wit, borstvinnen tot ver voorbij begin aarsvin, 35 cm lang. Alleen de grauwe en de rode poon komen regelmatig voor in de Noordzee, en bereiken verder noordwaarts de Witte Zee en Ijsland; de andere blijven meestal zuidelijk van Het Kanaal en in de Middellandse Zee. De naam knorhaan berust op het vermogen geluid voort te brengen met behulp van de zwemblaas.