Romeinse stad, gelegen aan de zuidelijke voet van de Vesuvius, aan de monding van de Sarno. Pompeii, in de oudheid handelscentrum en haven, was oorspronkelijk een Oskische nederzetting die in de 6e eeuw v.C. stad werd.
Nadat het eerst onder Griekse en Etrurische invloed gestaan had, kwam het eind 5e eeuw v.C. onder Samnitische heerschappij. Als Romeinse kolonie (sinds 89 v.C.) werd Pompeii een welvarende provinciestad van 1000015000 inwoners. In 62 n.C. verwoestte een aardbeving grote delen van de stad. De herbouw was nog niet voltooid, toen in 79 bij de uitbarsting van de Vesuvius Pompeii bedolven raakte onder een 6—7 m dikke laag as en stenen. Nadat de begraven stad in de 16e eeuw bij toeval ontdekt was, begon men in 1748 met systematische opgravingen, sinds 1860 onder leiding van →Fiorelli. Ca. viervijfde van het oppervlak van de stad is sindsdien blootgelegd.
Verder is een groot aantal graven buiten de muren vrijgelegd (bij de Porta di Nocera), benevens enkele villa’s buiten de stad. De omtrek van de stadsmuur is 3220 m en het terrein binnen de omwalling 66 ha. De stad heeft een grotendeels rechthoekig stratenplan. Naast de tempels, een amfitheater, twee theaters, thermen en andere openbare gebouwen die een Romeinse stad kenmerken, ziet men er winkels, cafés en vele huizen, bijna steeds met een →atrium, dikwijls ook met een →peristylium. Pompeii is bekend om zijn muurschilderingen, die door hun goed bewaarde toestand de enige bron van onze kennis van de Romeinse schilderkunst zijn. De dagelijkse gebruiksvoorwerpen en het meubilair hebben een grote invloed gehad op de Europese kunst in de 19e eeuw (neoclassicisme).
De mobiele vondsten vindt men ten dele in een museum ter plaatse, ten dele in het Museo Nazionale te Napels, waarheen men ook een aantal uit de muren gehakte wandschilderingen heeft overgebracht. LITT. W.Leppman, Pompeji (1966); L.Kraus, Lebendiges Pompeji (1973); Cat. tent. Pompeii, Gemeentemuseum, ’s-Gravenhage (1973).