[→Gr. aner, man],
1. echtelijke verbintenis van een vrouw met meer dan één man tegelijkertijd (e);
2. de situatie waarin één of meer mannen seksuele rechten kunnen doen gelden op de vrouw van een ander (e);
3. (plantkunde) het voorkomen van vele meeldraden in elke bloem; (dierkunde) vorm van polygamie waarbij één wijfje met meer mannetjes samenleeft.
(e) Polyandrie in de eerste zin is in de menselijke samenlevingen een zeldzaamheid, in tegenstelling tot het tegenovergestelde verschijnsel: polygynie. Er zijn slechts vier goed gedocumenteerde gevallen van polyandrie bekend: de Tibetanen, de Toda’s (Zuid-India), sommige groepen Eskimo’s en bewoners van de Marquesas Eilanden in Polynésie. Soms geldt één van de mannen als echtgenoot bij uitstek, zodat alle kinderen die uit de vrouw worden geboren, geacht worden van hem te zijn. Daar waar alle echtgenoten gelijke huwelijksrechten hebben, zoals bij de Toda’s, wordt na de geboorte van een kind op ceremoniële wijze bepaald wie van de mannen de vader is; het sociologisch vaderschap wordt hier dus veel belangrijker geacht dan het biologisch vaderschap. Polyandrie is meestal een lokale aanpassing aan bijzondere situaties, b.v. armoede; zo huwen bij de Eskimo’s twee broers met één vrouw, omdat zij niet ieder voor zichzelf een gezin kunnen onderhouden. Bij de Toda’s ging de polyandrie gepaard met het doden van vrouwelijke babies, om een vrouwenoverschot tegen te gaan.
In bredere zin wordt de term polyandrie soms ook gebruikt voor die gevallen waarin één of meer mannen seksuele rechten kunnen doen gelden op de vrouw van een ander. In deze zin komt polyandrie in vele niet-westerse maatschappijen voor.