daad gesteld met de wil om een misdrijf te plegen. In Nederland is poging tot misdrijf alleen strafbaar wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering van het misdrijf heeft geopenbaard en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil niet is voltooid (art. 45, 78 WStr).
De voorbereidingshandelingen blijven straffeloos. Uitvoering kan men het best omschrijven als een handeling (of verzuim) die de strekking heeft de in het strafbare feit omschreven feiten tot stand te brengen. Aangezien door poging tot misdrijf het aantal strafbare feiten wordt uitgebreid, is de grensbepaling tussen voorbereiding en uitvoering van groot belang. Het maximum der hoofdstraffen op het misdrijf gesteld wordt bij poging tot misdrijf met een derde verminderd. Poging tot →overtreding is niet strafbaar (art. 46).Volgens het Belg. Swb (art. 51) is er strafbare poging wanneer het voornemen om een misdaad of een wanbedrijf te plegen zich heeft geopenbaard door vaststelbare daden, die een begin van uitvoering van die misdaad uitmaken en welke alleen wegens omstandigheden, onafhankelijk van de wil van de dader, werden gestaakt of hun werking hebben gemist. Poging tot misdaad is altijd strafbaar: de straf is die welke in de strafschaal van de artt. 80–81 Swb onmiddellijk valt onder die welke op de voltooide misdaad is gesteld. Poging tot wanbedrijf is slechts strafbaar indien de wet het uitdrukkelijk bepaalt.
LITT. T.J.B.Buiting, Strafbare poging tot misdrijf (diss. 1967).
