Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Poesjkin, Alexander Sergejevitsj

betekenis & definitie

Russisch dichter, *26.5.1799 Moskou, †(bij een duel) 29.1.1837 Sint-Petersburg; uit een oud adellijk geslacht. In 1817 werd Poesjkin benoemd op het Ministerie van Buitenlandse Zaken te Sint-Petersburg.

Hij voelde zich aangetrokken tot de liberale ideeën, die veld wonnen als reactie op het regime van Alexander I. Poesjkin schreef tal van gedichten waarin de vrijheidsgedachte sterk tot uiting kwam (o.a. Ode aan de vrijheid), wat in 1820 leidde tot zijn overplaatsing naar Jekaterinoslav. Sindsdien achtervolgde de politie hem. In 1820 werd hem Kisjinjev als woonplaats aangewezen en in 1823 Odessa. In Michajlovskoje, waarheen hij in 1824 werd verbannen, maakte hij een geestelijke crisis door, die zijn wereldbeschouwing verdiepte.

Er kwam meer ernst en een zekere berusting in zijn leven. In 1826 riep Nicolaas I hem terug naar de hoofdstad, maar van werkelijke vrijheid was geen sprake. Zijn eerste grote schepping, het romantische werk Roeslan en Ljoedmila, betekende naar vorm en inhoud een definitieve breuk met het pseudo-classicisme. Zijn stijl kenmerkte zich door een grote eenvoud, natuurlijkheid en duidelijkheid. Enige jaren onderging Poesjkin de invloed van Byron (De gevangene van de Kaukasus, De Zigeuners). Daarna inspireren Shakespeare en Karamzin hem tot een groots historisch drama: Boris Godoenov.

Poesjkin is bovenal lyricus. Zijn liefdeslyriek is van grote schoonheid. Verder heeft hij hoogst belangrijke kleine tragedies geschreven, en verscheidene sprookjes. Poesjkins hoofdwerk is de roman in verzen Jevgeni Onegin (1823–31).Werken: proza: De verhalen van Belkin (1830); Schoppenvrouw (1834); De kapiteinsdochter (1836); Geschiedenis van Poegatsjovs opstand (1839); Doebrovski (1841);

toneel: Kleine tragedies (1830); Boris Godoenov (1831); Het feestmaal tijdens de pest (1832); De gierige ridder (1836);

poëzie: Roeslan en Ludmilla (1820); Poltava (1829); Bronzen ruiter (1830);

roman in verzen: Jevgeni Onegin (1823–31; Ned. vert. 1958).

Uitgaven: Verzamelde werken (10 dln. 1949); Ned. vert.: Werken, door C.B.Timmer en H.Leerink (1958); Du. vert.: Ges. Werke (6 dln. 1964–68); Briefe (1961).

LITT. A.Mayniaux, Pouchkine, homme de lettres, et la littérature professionelle en Russie (1968); A.Schot, Van en over Poesjkin (1968); J.Striedter, Geschichte und Dichtung bei Puschkin (1971); J. Bayley, Pushkin, a comparative commentary (1971).

< >