bn. en bw.,
1. betrekking hebbend op de of een plaats: plaatselijke aanduidingen; ter plaatse verricht wordend: een onderzoek;
2. beperkt tot een bepaalde plaats: het onweer was slechts plaatselijk; m.n. zich tot een enkele plaats van het lichaam bepalend: een gebrek; bw.: iets plaatselijk behandelen, verdoven;
3. eigen aan een bepaalde plaats (stad, streek enz.): plaatselijke gewoonten en gebruiken;
4. van een bepaalde plaats of gemeente: het plaatselijk bestuur; plaatselijke verordeningen, gemeenteverordeningen.