Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

plaag

betekenis & definitie

I. v./m. (plagen),

1. onheil, ramp, kwelling van grote om vang; besmettelijke ziekte en andere plagen; (zegsw.) komen de tijden, dan komen de plagen, wie dan leeft, die dan zorgt, (of) geen zorgen vóór de tijd; m.n. een dermate snelle vermenigvuldiging van organismen in een gebied dat daardoor schade of overlast wordt toegebracht;
2. door God gezonden straf: de tien plagen van Egypte;
3. ziekte, m.n. besmettelijke ziekte; vijf koeien zijn aan de gestorven; van gewassen: bescherming van de aanplantingen tegen ziekten en plagen;

II. m./v., iemand die een last is voor anderen, hen kwelt; (spreekt.) iemand die een ander plaagt, die veel van plagen houdt: die Henk is zo’n plaag!

< >