v./m. (—buizen), instrument dat gebruikt wordt om de stroomsnelheid in een punt van een vloeistof-of gasstroming te meten.
Met behulp van een pitotbuis meet men in principe het drukverschil tussen twee oppervlakjes, waarvan het ene loodrecht op de stromingsrichting staat, het andere ermee evenwijdig is. Bij dit laatste wordt de stroming praktisch niet gestoord en meet men de eigenlijke druk van de vloeistof of het gas (de statische druk ps). Staat het oppervlakje echter loodrecht op de stromingsrichting, dan wordt de vloeistof die er tegenaan botst afgeremd tot stilstand. In dit stagnatiepunt meet men dus een grotere druk (totale druk pt); de druktoename (dynamische druk pd = p, pitotbuis ps) is afkomstig van de kinetische energie van de vloeistof. Zij kan berekend worden uit de vergelijking van Bernoulli. pd = ½ pv2. Hierin is p de volumieke massa van de vloeistof, v de snelheid.
Een pitotbuis is aan de voorzijde bolvormig afgerond. In het midden is een gaatje voor het meten van de totale druk. De statische druk wordt gemeten door de zijdelingse openingen. Langs gescheiden leidingen wordt het drukverschil overgebracht naar een drukverschilmeter.
In de luchtvaart wordt de pitotbuis toegepast om de snelheid van een vliegtuig te meten ten opzichte van de omringende lucht. De pitotbuis wordt zoveel mogelijk in de ongestoorde luchtstroming opgesteld en wel zodanig, dat de voorkant van beide buizen in de vliegrichting wijst. Het afleesinstrument heeft een schaalverdeling die voor een bepaalde luchtdichtheid is geijkt. De vlieger kan daardoor direct de vliegsnelheid bij die luchtdichtheid (hoogte) aflezen. Om de vliegsnelheid op andere hoogten (andere waarden van de dichtheid) te kunnen bepalen, gebruikt hij een voor deze omrekening vervaardigde grafiek. sallog.