[Gr.], v. (-theken), schilderijenverzameling, schilderijenkabinet, museum.
De naam pinacotheek is afgeleid van de noordelijke uitbouw van de propyleeën te Athene, een vierkante zaal, die tijdens Pausanias (2e eeuw n.C.) nog muurschilderingen van Polygnotos (ca. 475–447 v.C.) bevatte. Andere collecties bestonden o.a. aan het hof van Pergamon en in het heraion op het eiland Samos, dat door Straboon met de naam pinakothèkè wordt aangeduid. Te Rome dienden daartoe de porticus van Octavia, maar ook b.v. de Templum Pacis. In de Keizertijd had ieder vermogend Romein zijn eigen pinacotheek. Het woord wordt thans nog gebruikt voor twee musea te München en verscheidene in Italiaanse steden (o.a. Pinacoteca di Brera te Milaan) en voor de galerij in het Vaticaan.