geen gesl. (g. mv.), geheel of gedeeltelijk berijmde teksten uit de T’angdynastie (618—907), bestemd voor mondelinge voordracht. De pien-wen werden vooral door boeddhistische monniken voorgedragen en de inhoud van vele teksten wordt dan ook gevormd door een vroom, stichtelijk verhaal.
Daarnaast bestaan er echter ook pien-wen over traditionele Chinese legenden en gebeurtenissen uit de Chinese geschiedenis.De pienwen werden bij toeval ontdekt in 1900 in de rotstempels van Toen-hwang, waarin zich een kort na het jaar 1000 dichtgemetseld archief bevond, dat naast de pien-wen tienduizenden andere teksten van de meest uiteenlopende aard van de 6e—10e eeuw bleek te bevatten. Uitgave: Ballads and stories from Tun-huang, door A.Waley (1960).