een groep van Afrikaanse contacttalen. De grote verscheidenheid aan talen in Afrika schiep al vroeg de behoefte aan contacttalen, ook wel Pidgintalen genoemd.
In enkele gevallen zijn deze lingua franca’s gebaseerd op de grote verkeerstalen waarmee de Afrikanen in contact kwamen. Tot in de 17e eeuw werd langs de kusten van Afrika een Pidginportugees gesproken, dat aan de westkust tot aan Kameroen werd verdrongen door het Pidginengels, ook wel Wes-Kos (West Coast) genoemd. In het voetspoor van de islam kwam vanuit het noordwesten het Arabisch, waarvan de Pidginvormen zich verspreidden tot aan het Tsjaadmeer, Noord-Kameroen en het Centraal Afrikaans Keizerrijk. Andere Pidgintalen zijn gebaseerd op inheemse Afrikaanse talen. Men onderscheidt twee typen: talen die door oorlog en die door handel verspreid zijn. Vooral de laatste breiden zich nog steeds uit, tot zij gestuit worden door een andere handelstaal.
Zaïre is vanouds een gebied waar verschillende inheemse Pidgintalen met elkaar concurreren: het uit het oosten komende Pidginswahili, het uit het westen komende Kituba (gebaseerd op Kikongo) en het zich vooral recentelijk via de politieke eenwording verspreidende Lingala. Hiernaast dienen nog twee belangrijke contacttalen genoemd te worden: het Hausa en het Bambara. Het Hausa is met het Swahili de grootste taal van Afrika. Het verbreidde zich vooral in Noord-Nigeria, Niger en in de noordelijke delen van Benin, Togo en Ghana. Het Bambara wordt voornamelijk in Mali en OostSenegal gesproken.
LITT. B.Heine, Status and use of African lingua franca’s (1970); B.Heine, Pidgin-Sprachen im Bantu-Bereich (1973).