[Gr. faneros, duidelijk; gamo, huwen], afdeling van het plantenrijk, die alle groepen met duidelijke bloemen (meeldraden en/of stamper(s) aanwezig) omvat. De naam Phanerogamae doelde op deze gemakkelijk waarneembare voortplantingsorganen.
Men rekent er de Gymnospermae (naaktzadigen) en Angiospermae (bedektzadigen) toe. De rest van het plantenrijk zijn Cryptogamen (Cryptogamae), waartoe dus o.a. de bacteriën, schimmels, wieren, korstmossen, mossen, wolfsklauwen, paardestaarten en varens gerekend worden (plantenrijk, indeling). De verdeling van het plantenrijk in Phanerogamae en Cryptogamae wordt nog maar zelden gehandhaafd. De voorkeur krijgt b.v. de onderscheiding in Spermatophyta (zaadplanten), Pteridophyta (varenachtigen), Arthrophyta (Articulatae), Psilotophyta, Bryophyta (mossen), Phycophyta (wieren), Mycophyta (schimmels) en Schizophyta (bacteriën of splijtzwammen), waarbij men dan nog de Spermatophyta wel als Siphonogamae of als Anthophyta (‘bloemplanten’) kan aanduiden en waarbij de virussen en de Myxomycètes (slijmzwammen) als omstreden groepen komen. Een andere nog wel gebruikte indeling is Anthophyta (= Phanerogamae) en Archegoniatae, of nog een andere: Cormophyta en Thallophyta.