Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Phaeophyta

betekenis & definitie

bruinwieren, een afdeling in het plantenrijk. Deze wieren komen vooral in koude zeeën in de grootste verscheidenheid voor.

Door fotosynthese ontstaan vloeibare reservestoffen, zoals laminarine en mannitol; zetmeel komt niet voor. Steeds zijn Phaeophyta meercellig en vaak enorm groot (Macrocystis tot 50 m lang). Zij hechten zich meestal vast op rotsen en langs de kusten groeien zij op voor de soort karakteristieke diepte (‘zonering’). Sommige soorten prefereren standplaatsen waarbij zij tijdens eb droogvallen, andere daarentegen dieper water (10-20 m), soms zelfs 100 m. Phaeophyta zijn economisch van belang omdat er algine uit wordt gewonnen. In Japan wordt er ‘kombu’ uit bereid, een soort voedsel.Soms gelijken Phaeophyta sterk op ‘hogere’ planten: zij hechten zich met wortelvormige uitlopers vast, en vormen een op een stengel lijkend gedeelte, dat zich in ‘takken’ en bladvormige lobben splitst (Cormophyta, thallus).

Twee generaties, die uiterlijk gelijk (bij Isogeneratae) of verschillend (bij Heterogeneratae) kunnen zijn, treden bij vrijwel alle Phaeophyta op. De geslachtcellen producerende, haploïede generatie (gametofyt) kan enkele mm groot zijn, de bijbehorende sporevormende, diploïede generatie (sporofyt) meters lange, of de planten zijn alle diploïed, de gameten haploïed; de eicel wordt bevrucht en levert een nieuwe diploïede plant (b.v. bij Fucus). Er is tevens een ongeslachtelijke voortplanting door zoösporen (met twee ongelijke, zijdelings ingeplante zweepharen). Ook door ‘fragmentatie’ (van het thallus laten stukken los) kunnen vele Phaeophyta zich nog vermenigvuldigen (Sargassum). Voorbeelden: Ectocarpus, +Fucus, Laminaria, Postelsia.

< >