I. bn.,
1. van, uit, als in Perzië: Perzische katten; Perzische tapijten; van de Perzen: het Perzische leger;
2. behorende tot de taal van de Perzen: een woord;
II. zn. o., de taal van de Perzen. De Perzische litteraire taal, tevens de officiële taal wordt gewoonlijk Nieuwperzisch genoemd om haar te onderscheiden van het Perzisch van vroegere taalperioden. Het Nieuwperzisch is tegenwoordig de best bekende, meest gebruikte en meest verspreide van de Iraanse talen. Als litteraire taal is het sinds de 19e eeuw in structuur onveranderd gebleven, hoewel de uitdrukkingsmogelijkheid de eisen van de tijd heeft gevolgd.
Uit taalkundig oogpunt behoort het Nieuwperzisch tot dezelfde dialectengroep als het Middelperzisch of Pehlevi (tot ca.600), dat de rijkstaal van de Sassaniden was, terwijl het Pehlevi weer in hoofdzaak een voortzetting is van het Oudperzisch van de spijkerschriften van de Achaimenidische koningen. Alleen zijn de verschillen tussen Oudperzisch (dat nog ongeveer hetzelfde taaltype vertoont als het Avestisch en het Sanskriet) en Middelperzisch veel groter dan die tussen Middelperzisch en Nieuwperzisch; deze beide laatste talen hebben alle verbuigingsen de meeste vervoegingsuitgangen opgegeven en vertonen een analytisch taaltype. Het Nieuwperzisch is hierin het verst gegaan en heeft een vormleer, die in eenvoudigheid naast die van het Engels gesteld kan worden.
De bijzondere dialectengroep, waartoe het Nieuwperzisch en zijn voorgangers behoren, is ontstaan in Zuid-Perzië, in de provincie Persis (het latere Fars), die ook de bakermat is geweest van de dyqastieën van de Achaimeniden en van de Sassaniden. Het Nieuwperzisch is evenwel niet in Zuid-Perzië, maar in Noordoost-Perzië voor het eerst als litteraire taal gebruikt; pas hierna heeft het zich over alle islamitische Iraanse landen en daarbuiten verspreid. Naast het Nieuwperzisch zijn andere Iraanse dialectengroepen in Perzië blijven voortleven; de tegenwoordige wetenschap onderscheidt drie groepen: een westelijke waarvan het Koerdisch de voornaamste vertegenwoordiger is, een noordoostelijke die uit taalkundig oogpunt op het Avestisch en de taal van het Parthische rijk teruggaat, en in het Noordwesten een middengroep. Al deze dialecten zijn niet zonder invloed gebleven op de ontwikkeling van het Nieuwperzisch. Ook het Perzisch van bepaalde godsdienstige groepen, zoals de zoroastriërs (gebers) en de joden, vertoont afwijkingen. De opkomst en uitbreiding van het Nieuwperzisch hangt ten nauwste samen met de verbreiding van de islam in de Iraanse landen.
Vandaar dat deze taal bijna uitsluitend met Arabische letters wordt geschreven (met uitzondering van het Perzisch van de joden, dat Hebreeuwse karakters gebruikt). In de loop van de eeuwen heeft zich een speciaal Perzisch-Arabisch schrifttype ontwikkeld (het ta’lik-schrift). Ook de zoroastriërs bedienen zich wanneer zij Nieuwperzisch schrijven van de Arabische letters. Voorts is kenmerkend voor het Nieuwperzisch, dat het hoe langer hoe meer Arabische woorden heeft opgenomen door de krachtige Arabisch-islamitische culturele invloed in de eerste eeuwen van de islam. Ook het Nieuwperzisch zelf werd een islamitische cultuurtaal die zich tot buiten de grenzen van Perzië krachtig heeft doen gelden: in Klein-Azië en Toerkestan en vooral in Vóór-Indië, waar Perzisch de officiële taal van het rijk van de grootmogols is geweest; het heeft hier een hoge litteraire bloei beleefd en ook de woordenschat van de islamitische talen in Vóór-Indië (vooral het Hindoestani) sterk beïnvloed. Ook in West-Toerkestan, vroeger een Iraans land, en in Afghanistan, wordt nog veel Perzisch geschreven en gesproken (door de Tadjiks), terwijl ook de Kaukasische landen vroeger onder culturele invloed van het Nieuwperzisch hebben gestaan.
Daar Perzië sedert de middeleeuwen gewoonlijk door Turkse dynastieën geregeerd werd heeft de taal ook Turkse elementen in zich opgenomen, maar veel minder dan Arabische; vele Westturkse dialecten hebben zelfs hun woordenschat belangrijk verrijkt met Nieuwperzische woorden. Er zijn tijden geweest waarin door een opleving van nationaal bewustzijn er naar gestreefd werd, de Arabische invloed in de taal te beperken, o.a. in de tijd van Firdausi (ca. 1000 n.C.) en eveneens in de 20e eeuw onder de invloed van nationalistische stromingen. [prof.dr.J.Gonda]
Litt. A.J.Arberry, Modern Persian reader (1950); R.Levy, The Persian language (1951); A.Lambton, Persian grammar (1957; 2e dr. 1960); K.Hoffmann e.a., Iranistik, Linguistik (1958); B.Alavi en M. Lorenz, Lehrbuch der pers. Sprache (1967).