vroegere naam van Iran. vroege geschiedenis. Over de vroegste geschiedenis van Perzië is weinig bekend; wel is uit archeologische gegevens gebleken dat sinds het 4e millennium v.C. op de Perzische hoogvlakte landbouw en veeteelt werden bedreven.
Ca.3500 v.C. ontstond te Soesa een stadscultuur, waar het proto-Elamitische schrift ontwikkeld werd. Sedert het 3e millennium speelden Elam en de volkeren van de Zagros (waaronder de Kassieten) een belangrijke rol in de geschiedenis van Mésopotamie; het Perzische hoogland bleef echter juist buiten de machtssfeer van de Mesopotamische rijken. Ca.900 v.C. vielen Indogermaanse stammen, waaronder de Meden en de Perzen, vanuit het noorden de hoogvlakte binnen waar zij in het westen verschillende staatjes vormden. Hiervan werd het Medische staatje rond Ekbatana het belangrijkst (Medië). In 616 v.C.—608 v.C. vernietigde de Medische koning Kyaxares samen met de Babyloniërs het Assyrische Rijk. Kyaxares onderwierp vervolgens het grootste deel van Perzië en Armenië aan zijn gezag. Zijn zoon Astyages werd echter in 550 v.C. ten val gebracht door een opstand van zijn Perzische vazal Kyros n, koning van Parsoemasj, uit de dynastie der Achaimeniden.
het Perzische rijk. Kyros verenigde de Meden en de Perzen in het Perzische Rijk, dat in 547 v.C. Lydië en in 539 v.C. Babylon veroverde. Kyros sneuvelde in 529 v.C. tijdens een veldtocht tegen de Massageten; zijn opvolger Kambyses II veroverde in 525 v.C. Egypte.
Na de kortstondige heerschappij van een valse pretendent, Gaumata, maakte in 522 v.C. Dareios I zich meester van de macht.
Dareios I reorganiseerde het bestuur van het rijk waarvan Persepolis koningsresidentie was en dat verdeeld was in satrapieën en districten. De 23 satrapieën werden bestuurd door satrapen, die voor onbepaalde tijd het gezag uitoefenden en benoemd werden door de koning. De macht van de koning was niet absoluut, maar werd beperkt door de wet (dat). Een groot wegennet werd aangelegd, bedoeld voor militair gebruik, maar ook van betekenis voor de post en de handel. Op cultureel gebied onderging Perzië de invloed van de omliggende landen. Het ontleende aan Babylon het spijkerschrift, dat gebruikt werd voor officiële inscripties, terwijl als dagelijkse omgangstaal en schrift het Aramees in gebruik was.
Ook zijn er (vooral onder Dareios) invloeden van Egypte en Klein-Azië te bespeuren. Na een mislukte expeditie van Dareios tegen de Skythen sloten de Griekse kuststeden zich, o.a. opgrond van economische grieven, met o.a. de eilanden Cyprus, Samos en Chios aaneen tot de Ionische Bond. In 500 v.C. ontstond aldus de -bionische Opstand tegen Perzië, hetgeen (door de steun die Athene en Eretria er aan verleenden) leidde tot de zgn. Perzische Oorlogen tussen Perzië en Griekenland.
Met de dood van Dareios’ opvolger Xerxes (465 v. C.), die tegen de Grieken grote nederlagen had geleden, begon het verval van het Perzische Rijk. Artaxerxes i (465-424 v.C.) kreeg te kampen met een opstand in Egypte, die tenslotte bedwongen werd (454 v.C.). Met afwisselend succes werd nog gestreden tegen Athene, tot Perzië bij de Vrede van Kallias (449 v.C.) het overwicht van Athene in de Egeïsche Zee erkende. Artaxerxes i en zijn opvolger Dareios ii (424 404 v.C.) waren onbeduidende vorsten. Egypte ging door de opstand van Amyrtaios van Sais voor de Perzen verloren (404 v.C.).
Dareios II werd opgevolgd door Artaxerxes II, waartegen diens broer Kyros in in opstand kwam, die zich van Griekse huurlingen bediende (-Xenofoon). Bij Kounaxa echter werd Kyros verslagen en gedood. Daarop keerde de satraap Tissafernes zich tegen de Griekse steden in Klein-Azië, die Kyros gesteund hadden. Deze wendden zich om steun tot Sparta. Bij Knidos werd de Spartaanse vloot door de Perzische onder Farnabazos vernietigd (394 v. C.).
Sparta sloot in 388 v.C. vrede, waarbij het aan Perzië de Griekse steden in Klein-Azië, Cyprus enz. overliet. Onder Artaxerxes m (358-337 v.C.) begonnen de satrapen zich als zelfstandige vorsten te beschouwen. Wel werd Egypte heroverd (341 v.C.).
DE OVERHEERSING DOOR MACEDONIËRS, SELEUKIDEN EN PARTHEN (331 V.C.-224 n. C.).
Dareios III geraakte in strijd met Alexander de Grote van Macedonië. Na de nederlaag van Gaugamela (331 v.C.) moest hij de vlucht nemen; kort daarop werd hij vermoord.
Perzië werd een deel van het rijk van Alexander. In de strijd van de diadochen speelde de satraap van Perzië en Soesiana, zoals het vroegere Perzische Rijk nu genoemd werd, geen rol. In de Tweede Diadochenoorlog (319-316 v.C.) slaagde Antigonos I van Macedonië erin zich van Perzië meester te maken, dat hij na de Derde Diadochenoorlog (315-311 v.C.) echter aan Seleukos moest overlaten. Van 311 v.C. af maakte Perzië deel uit van het rijk der Seleukiden. In 247 v.C. maakten de Parthen, een Iraanse nomadenstam, zich van Perzië meester.
DE SASSANIDEN (224-642).
In 221 n.C. brak in Fars een opstand uit, geleid door Ardasjir, de Perzische vazalvorst van de Parthen. Hij versloeg de Parthen en trok de macht aan zich (225—239). De nieuwe dynastie ontleende haar naam aan de titel sassan (commandant). Ardasjir greep'terug op de tradities van de Achaimeniden, op wie hij zijn stamboom terugvoerde. Het mazdeïsme werd weer staatsgodsdienst.
Voorts maakte hij tegenover het Romeinse Rijk aanspraak op Klein-Azië, dat immers door zijn voorvader Kyros II was veroverd. Zijn opvolger Sjapoer (241—272) slaagde erin de Romeinse keizer Valerianus gevangen te nemen. De oorlogen tegen Rome en Byzantium in de eeuwen daarna putten het land echter uit. Bovendien werd de dynastie geteisterd door successiestrijd en conflicten met de adel. Om de macht van de adel te breken verbond koning Kawadh zich eind 5e eeuw met de mazdaken, een sekte die o.a. gemeenschap van goederen voorstond (Mazdak). Er ontstond chaos in het rijk.
Kawadhs zoon en opvolger, Chosroës I, herstelde de orde, roeide de mazdaken vrijwel uit en verving de feodale heren door een gewillige dienstadel. Na zijn dood viel het rijk echter binnen enkele decennia in dozijnen staatjes uiteen en bleek rond 640 een gemakkelijke prooi voor de Arabieren. Het optreden van de mazdaken had wel als blijvend resultaat, dat een deel van de boeren was bevrijd uit de slavernij.
ARABIEREN, TURKEN EN MONGOLEN (642-ca.1470).
Onder het Arabische gezag ging de Perzische adel spoedig over tot de islam, zodat de sociale structuur tot de 11e eeuw maar weinig veranderde. Bij de lagere klassen ging de islamisering veel trager en tot in de 10e eeuw waren er nog veel mazdeïsten. Een deel van hen week sinds de 9e eeuw uit naar Voor-Indië (zie Parsi’s).
Overigens wist Perzië zijn taal en cultuur te handhaven. Onder de Omajjaden-dynastie (661-749) werden de Perzen gediscrimineerd; daarom steunden zij de Abbasiden (749-1258), en zij hadden sindsdien veel invloed in het Arabische Rijk.
Tijdens het verval van de Abbasiden-dynastie (vanaf de 9e eeuw) ontstonden in Perzië zelfstandige gebieden, en het westen werd een bolwerk van de sji’ieten. In de 10e eeuw begon de infiltratie van Turken, die oorspronkelijk vooral als militairen waren aangetrokken. Tussen 1038-55 liepen de Seltsjoekische Turken heel Perzië onder de voet. Zij voerden het feodalisme door, zodat het aantal horigen onder de boeren sterk toenam en de territoriale verbrokkeling werd versneld. Azerbeidzjan en Toerkmenistan werden duurzaam verturkst. Niettemin werden de Seltsjoeken in Perzië voor een deel zó geassimileerd, dat hun opmars in Klein-Azië tevens expansie van de Perzische cultuur betekende.
De vroeg-Sedsjoekische tijd is trouwens een bloeiperiode van de Perzische beschaving (Omar Khayam). In West-Perzië bouwden de sji’ieten vestingen, die vooral als bolwerken voor de assassijnen fungeerden.
Van 1218—21 vernietigden de Mongolen de steden van Khorassan. In 1256 volgde een tweede Mongoolse inval; Perzië en Irak werden bezet. Opnieuw assimileerden de Perzen hun veroveraars. De Mongoolse Ilkhanen-dynastie (1256—1337) vernietigde de assassijnen, maar ging aan successiestrijd ten onder. Veel militaire bevelhebbers maakten zich onafhankelijk; Azerbeidzjan werd onderhorig aan het rijk van de Gouden Horde. Door het verval van de overheidsstructuur kreeg de stedelijke burgerij meer invloed. Tegelijk werd het gevulgariseerde soefisme van de derwisjen populair.
Tussen 1370—85 werd Perzië veroverd door de Turks-Mongoolse troepen van Timoer Lenk, die grote verwoestingen aanrichtte en de positie van de soennieten in Oost-Perzië versterkte. Na de dood van zijn zoon en opvolger Sjaroekh (1447) viel het Rijk uiteen. Ook op cultureel gebied was de verbrokkeling zichtbaar. In Khorassan ontwikkelde zich een bloeiende Turkse litteratuur (TsjagataiTurks), hetgeen bijdroeg tot een culturele scheiding tussen Oosten West-Perzië. In de 15e eeuw verminderde de Perzische invloed op Klein-Azië, Irak en Voor-Indië. Vanuit Azerbeidzjan versloeg Oesoen Hassan de Timoeriden.
Hij bezette West-Perzië (ca. 1470) en begon een reeks oorlogen met het Osmaanse Rijk die drie eeuwen zou duren.
DE SAFAWiDEN (ca. 1500-1736).
Oesoens opvolgers kregen te kampen met een geslacht van sji’ietenleiders dat afstamde van sjeik Safi al-Din Isjak. Een van hen, Ismail (♱1524), had tegen 1520 het grootste deel van Perzië onderworpen. Hij stichtte de Safawiden-dynastie, die door haar langdurige heerschappij en door het religieuze isolement sterk bijdroeg tot de nationale identiteit van Perzië. Toch bleven er sterke middelpuntvliedende krachten bestaan: diverse Iraakse, Turkse en Arabische nomadenstammen hielden vast aan hun eigen leefwijze; er was weinig samenhang tussen de steden en oases; de gouverneurs bleven semi-onafhankelijk. Oost-Khorassan werd nooit herwonnen, bleef Oesbeeks bezit en werd in de 19e eeuw ten dele door Rusland geannexeerd.
Het gebied tussen Georgië en de Perzische Golf was de inzet van voortdurende Turks-Perzische oorlogen, waarbij Perzië in de 16e eeuw Azerbeidzjan en Irak verloor. In 1709 brak in Kandahar een soennietisch oproer uit, waaruit Afghanistan ontstond. In 1722 veroverden de Afghanen de hoofdstad Isfahan. Zij werden verdreven door generaal Nadir Koeli, die zich tot sjah uitriep (1736) en een eind maakte aan de Safawidendynastie. Nadir werd in 1747 vermoord en Perzië verviel tot chaos. Een zekere Karim Khan herenigde en pacificeerde het, maar na zijn dood (1779) viel het opnieuw uiteen.
Aga Mohammed Khan herenigde Perzië op gruwelijke wijze. In 1796 op de troon gekomen, werd hij in 1797 vermoord. Hij hoorde tot de Turkse stam van de Kadjaren; naar deze stam werd de volgende dynastie genoemd. de kadjaren (1796-1925). Rond 1800 betwistten Frankrijk en Groot-Brittannië elkaar de invloed in Perzië. Rusland nestelde zich in Noord-Azerbeidzjan en verwierf na een oorlog Georgië (1813). Een nieuwe oorlog leverde de Russen een deel van Armenië en Nachitsjevan op (1828).
Vanwege de groeiende Russische invloed verzette Groot-Brittannië zich tegen Perzische expansie. In 1856 rukte Perzië Afghanistan binnen en veroverde Herat, waarop Britse troepen landden bij de Perzische Golf. Perzië werd in de steek gelaten door Rusland en liet Afghanistan verder met rust. In 1879 werd een Perzisch kozakkenkorps gevormd met Russische officieren. Niettemin werden ook aan Groot-Brittannië belangrijke economische concessies gedaan.
Rond 1900 kwam het streven naar een constitutionele regering op, gesteund door Groot-Brittannië, de meeste grote kooplieden en een deel van adel en geestelijkheid, maar tegengewerkt door Rusland. In 1906 werd sjah Moezafaraddin genoopt, de eerste Nationale Vergadering (Majlis) bijeen te roepen. In 1908 intervenieerde Rusland tevergeefs om de constitutionele ontwikkeling ongedaan te maken, maar er bleven Russische troepen in Noord-Perzië. De parlementaire beweging werd overigens ernstig verzwakt door onenigheid.
Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog sloot Perzië een geheim verdrag met Duitsland, dat militaire en financiële hulp beloofde. Formeel bleef Perzië neutraal, terwijl Russische en Britse troepen in Perzië opereerden tegen binnengedrongen Turkse legereenheden. Na de revolutie in 1917 viel Rusland als machtsfactor weg, en in 1921 sloot de USSR een verdrag waarbij vrijwel alle voorrechten in Perzië werden prijsgegeven. Perzië stond nu geheel onder Britse invloed. In hetzelfde jaar volvoerde generaal Reza Khan een staatsgreep; in 1923 werd hij premier. Sjah Ahmed Mirza werd met langdurig verlof naar Europa gestuurd.
Het vooruitzicht dat Perzië een republiek zou worden, verontrustte de geestelijkheid zo ernstig, dat Reza Khan daarvan in 1924 afzag. In 1925 liet hij zich tot sjah uitroepen, en onder zijn bewind werd Perzië in 1935 officieel omgedoopt tot Iran.
LITT. B.Spuler, Iran in frühhistorischer Zeit (1952); F.Altheim en R.Stiehl, Ein asiatischer Staat (1954); F.Altheim, Reich gegen Mitternacht (1955); B.Spuler, Die Mongolen in Iran (1955); S.N.Fischer, The Middle East (1959); R.N.Frye, The heritage of Persia (1963); D.N.Wilber, Iran, past and present (1967); J.Arberry (red.), The Cambridge history of Iran (1968-73); C.Issawi, The economie history of Iran 1800-1914 (1971).
CULTUUR.
Algemeen
Tot de oudst bekende kunstuitingen uit Perzië behoort beschilderd aardewerk uit het 4e millennium v.C. dat o.a. bij Soesa en Sialk werd gevonden. Vele van de waarschijnlijk symbolische motieven (m.n. dierfiguren, ook wel geometrische versieringen) werden overgenomen door volkeren die zich later op de Perzische hoogvlakte vestigden. Onder hen waren de Meden en Perzen, die tot de Indo-europese stammen behoorden (le millennium v.C.). Hoewel deze volkeren naar ras, geaardheid en handelsbetrekkingen verschilden en er door oorlogen, migratie en handelsbetrekkingen culturele beïnvloeding plaatsvond, had hun kunst een duidelijk herkenbare stijl. Deze werd gekenmerkt door een sterk gevoel voor vorm. Toen Kyros II ca. 550 v.C. de Meden onderwierp, kwamen de Perzen tevens in aanraking met de Babylonische, Egyptische en Griekse kunst.
Deze vreemde elementen beïnvloedden de inheemse kunst en zo kreeg de Perzische kunst een geheel eigen karakter. bouwen beeldhouwkunst. De paleisruïnes van Pasargada, de residentie die door Kyros II in de nabijheid van Persepolis werd gesticht, behoren tot de oudste overblijfselen van de Perzische bouwkunst. Uit de zuilenresten blijkt beïnvloeding door de Assyrische en Hettitische kunst, maar toch kan men al kenmerken van de latere Perzische stijl aanwijzen. De paleisruïnes van Persepolis en Soesa zijn kenmerkend voor de Achaimenidische kunst. Karakteristiek onderdeel van de deels in natuursteen, deels in ongebakken tegels opgetrokken gebouwen waren de zuilen waarop beelden van dieren (vaak leeuwen of gevleugelde stieren) waren geplaatst. Vaak werd het kapiteel gevormd door twee ruggelings met elkaar verbonden dieren.
Langs trappen en op wanden waren vaak reliëfs aangebracht die de koning, strijdend met een monster of voortschrijdend, gevolgd door een dienaar, uitbeeldden. Ook waren rijen dienaren of tribuutgevers van onderhorige volkeren afgebeeld. De geglazuurde tegeltableaus, die paleizen in Soesa sierden, stellen rijen soldaten, leeuwen en monsters voor, die in opvallend fris gebleven tinten zijn uitgevoerd. kunstnijverheid. Fraai gedreven open schalen en metalen drinkhorens, die eindigen in gestileerde dierfiguren (rhyra) zijn bewaard gebleven, evenals halsen armringen, die aan de uiteinden zulke dierfiguren of dierekoppen vertonen. Het metaal werd vaak ingelegd met bonte stenen, een techniek die ook in de Parthische periode (247 v. C.—227 n.C.) werd toegepast en grote invloed had op de steppekunst.
Er bestaan ook vrij veel gesneden Perzische zegelstenen; sommige daarvan zijn echter als Grecoperzisch werk te beschouwen. De emailleerkunst kwam voort uit een oudmesopotamische techniek en ontwikkelde zich in de tijd van de Achaimeniden tot een typisch Perzische kunst. De kunst van het Sassanidische rijk (227-642) is vooral bekend door haar weefsels met oude motieven. Toen de Arabieren Perzië veroverden (637— 42), vonden de motieven overal in Voor-Azië ingang. In de tijd van de kruistochten (12e—13e eeuw) kwamen diezelfde patronen ook in West-Europa in de mode: men ziet ze vrij veel in het beeldhouwwerk van romaanse kerken. In de 12e eeuw werd prachtig aardewerk gemaakt.
Ook de kalligrafie, de miniatuur-, intarsiaen ciseleerkunst stonden op hoog niveau en beïnvloedden de kunst van het gehele Nabije Oosten. De inval van de Mongolen in de 13e eeuw veroorzaakte een verval, maar omstreeks de 15e eeuw kwam er weer een opleving. Tijdens de regering van Abbas I de Grote (1588-1629) kwam de kunst opnieuw tot bloei. Vooral de tapijtknoopkunst, de keramische kunst en ook de architectuur bereikten een hoogtepunt. In de 19e eeuw herleefde de schilderkunst. Er werden toen hoofdzakelijk miniaturen geschilderd in de klassieke stijl. muziek.
Reeds in de tijd van de Achaimeniden stond de muziek in hoog aanzien, maar verder is er niets over bekend. De oudste gegevens over de Perzische muziek dateren uit de tijd van de Sassaniden (224-642). De belangrijkste instrumenten waren toen de fluit, de luit, de harp, de rebab (een soort tweesnarige viool) en de ghazhak, die het best met een vedel kan worden vergeleken. Toen Perzië tot de islam overging, beïnvloedde de Perzische de Arabische muziek. Perzische musici waren verbonden aan het hof van de Abbasiden, de kaliefendynastie, die van 749-1258 te Bagdad regeerde.
LITT. E.Zonis, Classical Persian music (1973).