[Lat. perspicere, met de blik doordringen),
I. o. (-tieven),
1. vergezicht: van de heuveltop heeft men een prachtig perspectief;
2. (fig., met betrekking tot de tijd) vooruitzicht, toekomst: een mooi, een prettig perspectief opende zich voor hem; pregn.: daar zit perspectief in, vooruitzicht op goede ontwikkeling; nieuwe perspectieven openen, uitzicht geven op nieuwe ontwikkelingen, of: een nieuwe kijk geven op het bedoelde; ook wel met betrekking tot het verleden: historisch beschouwing in verband met het ontstaan en de ontwikkeling in de tijd, en de tijdsomstandigheden;
II. v./m., doorzichtkunde, de kunst om voorwerpen zo op een plat vlak af te beelden, dat zij op het oog dezelfde indruk maken als de voorwerpen zelf, uit een gegeven standpunt gezien: leerboek van de perspectief; er zit in die tekening, het is goed volgens de perspectief getekend.
beeldende kunst. Een afbeelding gemaakt met behulp van centrale projectie maakt op de beschouwer gewoonlijk geenszins de indruk die het origineel zelf bij hem zou teweegbrengen. De perspectief overwint deze bezwaren, door het af te beelden voorwerp achter het verticaal gedachte tafereel (projectievlak) te plaatsen, zo mogelijk op geringe afstand van het tafereel, en daarbij de afstand van het projectiecentrum (het zgn. oog) tot het tafereel te vergroten. Dat wekt de indruk dat het oog van de beschouwer zich op enige afstand van het projectievlak bevindt en vergroot de natuurlijkheid van de afbeelding.
Enige karakteristieke eigenschappen van deze projectie zijn, dat verticale lijnen alle evenwijdig en loodrecht op de horizon blijven, terwijl evenwijdige horizontale lijnen overgaan in lijnen, die door hetzelfde punt van de horizon gaan; men zegt, dat zij ‘wijken’ naar hetzelfde punt. Uit deze twee regels ziet men al dat de perspectief een afbeelding geeft, die overeenkomt met de afbeelding die het oog geeft van de voorwerpen rondom, want voor het oog lijken twee horizontale lijnen ook naar één punt te wijken (b.v. spoorrails).
De perspectief is uit de geometrische optica ontstaan, onder invloed van de ervaringen van de schilderkunst. In het nog bestaande geschrift van Eukleides over optica vindt men reeds verscheidene begrippen, die men thans in de perspectief behandelt. Bij de Arabieren en in de Europese middeleeuwen werden sommige beginselen van de perspectief eveneens behandeld in het optica-onderwijs, b.v. aan de hand van een Optica van Witelo, een Pool, die in de 13e eeuw bij Valenciennes leefde. Grote bloei verkreeg de beoefening van de perspectief in de 15e eeuw door de ontwikkeling van de schilderkunst. Vele meesters van die tijd worden tegelijkertijd als goede meetkundigen genoemd, b.v. Donatello, Signorelli, Van Eyck; sommigen schreven zelfs wiskundige werken, als Leon Battista Alberti en Piero della Francesca.
In de 16e eeuw werd die traditie voortgezet, b.v. door Leonardo da Vinei en Albrecht Dürer. Dürers Underweysung der Messung mit dem Zirckel und Richtscheit (1525) genoot lange tijd bekendheid. In die jaren zijn alle hoofdregels van de perspectief ontdekt, vooral het bestaan van het vluchtpunt. Vele van de tekeningen, ca.1500 gemaakt, zijn ware kunststukjes van perspectief, zoals Dürers etsen.
De eerste zuivere wiskundige die weer over de perspectief schreef, was Commandino (1558); daarna o.a. werken van Benedetti(1585), Guido Ubaldo del Monte (1600) en Stevin (1607). Van theoretisch belang is Desargues’ Brouillonprojet (1640), omdat het voor het eerst enige grondbegrippen van de projectieve meetkunde aan de perspectief ontleent. De tegenwoordige stand van de perspectief is in de 18e eeuw bereikt, o.a. door de Nederlander ’s Gravesande (in: Essai sur la perspective, 1711), Brook Taylor (1749) en Lambert (1759).
LITT. J.White, The birth and rebirth of pictorial space (1958); E.Gull, Perspectivlehre (1964).
FOTOTECHNIEK
Een fotografische afbeelding van een ruimtelijk tafereel toont dit in een ‘normaal’, tele-of groothoek-perspectief, dat o.a. hierdoor is gekenmerkt dat de afstand tussen voor-en achtergrond successievelijk normaal, te klein en te groot lijkt. In extreme gevallen treedt sterke ‘vervorming’ op (b.v. fish-eye-perspectief van 180°). De bepalende omstandigheden zijn hierbij: de diepte (langs de zichtlijn gemeten) van het af te beelden tafereel, m.n. in relatie tot de afstand van de camera tot het hoofdonderwerp in de voorgrond (‘camera-afstand’); de omvatte ruimtehoek die op het platte vlak afgebeeld moet worden en de afstand van de afbeelding tot het beschouwende oog.
De praktijk leert dat de camera-afstand niet beduidend groter of kleiner mag zijn dan tienmaal de tafereeldiepte, wanneer men een onmiskenbaar ‘vreemd’ perspectief wil vermijden zoals bij de in verhouding veel te grote paardekop die van veel te nabij recht van voren is gekiekt. Een dergelijke afbeelding verschijnt weer (betrekkelijk) gewoon indien deze van eveneens extreem dichtbij wordt bekeken, desnoods met behulp van een loep. Hiermee poogt men de vertrouwde projectieverhoudingen (o.a. afbeeldingsmaatstaven van voor-en achtergrond) te bereiken, iets wat soms principieel onmogelijk is (b.v. bij een ruimtehoek van 180° op een plat vlak geprojecteerd).
De fotograaf bepaalt met de gekozen camera-afstand niet alleen hoe groot en hoeveel ‘erop komt’ waartoe hij bovendien nog kan kiezen uit groothoek-, standaarden tele-objectieven - maar tevens het perspectief (dat niet beïnvloed wordt door de gebruikte optiek).
Toepassing: een foto (b.v. 30 x 40 cm) van een ruimtelijk onderwerp die bekeken zal worden op grotere afstand (meters) dient in verband met correcte perspectivische weergave opgenomen te worden met tamelijk grote camera-afstand. Wenst men toch een groot beeld (b.v. formaatvullende portretkop), dan moet men óf een telelens, óf later een deelvergroting maken. Deze voorzorgsmaatregelen zijn minder nodig indien zaken van minder vertrouwde vorm (landschap e.d.) worden gefotografeerd: een misduiding omtrent de vorm wordt dan toch niet bemerkt. Andere voorbeelden van perspectief zijn nog het vogelperspectief, een opname gemaakt vanuit een hooggelegen standpunt, en in tegenstelling hiermee het kikkerperspectief en het buik-of borstperspectief.