Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pers , werktuig

betekenis & definitie

[Lat.], v./m. (-en),

1. (techniek) werktuig waarmee een niet verspanende vervorming van materiaal, al dan niet in warme toestand, door middel van hoge druk wordt teweeggebracht: iets onder de pers leggen; hydraulische pers , werktuig; de pers , werktuig moet er nog eens over, zwaar strijkijzer;
2. werktuig waarmee het sap uit de druiven geperst wordt voor wijnbereiding, wijnpers: de pers , werktuig treden;
3. m.n. drukpers: op die drukkerij werkt men met vier persen; het werk is ter perse, men is bezig het te drukken;
4. m., (communicatie) wat de drukpers voortbrengt, m.n. dagbladen en tijdschriften: de vrijheid, de invloed van de pers, werktuig; de pers , werktuig aan banden leggen, in haar vrijheid belemmeren; het oordeel van de pers , werktuig, wat in de kranten over iets gezegd wordt; hij, het boek, het stuk heeft een goede pers, er wordt gunstig over (in de dagbladen) geschreven;
5. (metonymisch) schrijvers, journalisten: de waarheidszin van de pers , werktuig; voor de pers was een tribune beschikbaar gesteld.

Communicatie

Het perswezen voorziet het publiek van nieuws, commentaar, informatie, ontspannende leesstof en advertenties door middel van periodiek verschijnende voortbrengselen van de drukpers. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen: dagbladen, die dagelijks, uitgezonderd zondags, verschijnen; nieuwsbladen, die minder dan zes maal per week verschijnen; tijdschriften, die eenmaal per week, per twee weken, per maand of per kwartaal verschijnen. De dagen nieuwsbladen streven naar een zo snel mogelijke, uitgebreide algemene nieuwsvoorziening. Hun inhoud wordt mede bepaald door hun politieke en/of levensbeschouwelijke opvatting, door hun verspreidingsgebied en door de samenstelling van hun lezerskring. Tijdschriften worden onderscheiden in: publiekstijdschriften (opiniebladen, damesbladen, geïllustreerde weekbladen e.d.) en vaktijdschriften (voor ambacht, bedrijf, wetenschap, hobby e.d.).

Het perswezen in de wereld kent vier hoofdstromen in opvatting:

1. Autoritaire pers. Deze ontstond in de 16e—17e eeuw, in de periode dat de eerste kranten in West-Europa verschenen. Op grondslag van de absolute macht van de koning of regering heeft die pers tot taak de politiek van de staat te bevorderen, te ondersteunen en te dienen. De uitgever behoeft een officiële vergunning en zijn werk is gebonden aan alle mogelijke overheidsvoorschriften, inclusief censuur.
2.Totalitaire pers. Dit systeem ontstond onder Napoleon i en is tot in de perfectie uitgewerkt in de fascistische, nationaal-socialistische en communistische staten. De pers is in het bezit van staat en partij (de Sovjet-Unie), of is geheel afhankelijk van de staat (Italië onder Mussolini en Duitsland onder Hitler). Kritiek wordt slechts dan geleverd, wanneer dit uit tactische overwegingen door partij of staat wordt toegestaan.
3.Liberale pers. Deze media-ideologie komt voort uit de filosofische opvattingen van Milton, Locke en Mill. Met Engeland als voorbeeld werd dit systeem in de 19e-20e eeuw in de parlementaire democratieën aanvaard. Iedere burger, die daartoe economisch in staat is, kan een krant uitgeven. De pers krijgt hierdoor een commercieel karakter. De advertenties worden een onmisbare bron van inkomsten. De pers helpt de waarheid te ontdekken, de overheid te controleren en tracht daarenboven in het algemeen zoveel mogelijk nieuws te melden en de lezer te ontspannen. De pers is verantwoordelijk tegenover de wet. Belediging, laster, obsceniteiten zijn verboden. De meeste kranten zijn in handen van particuliere ondernemingen; enkele worden (werden) uitgegeven door politieke partijen of vakbeweging.
4.De maatschappelijk verantwoordelijke pers. Dit is een moderne, 20-eeuwse vorm, die in de VS is voortgekomen uit de liberale opvattingen. Zij poogt iedereen die iets te zeggen heeft aan het woord te laten en verschillen van opvatting ter discussie te stellen. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van de pers moet worden gewaarborgd door beroepsethiek, activiteiten van de lezers en opvattingen van de gemeenschap; de overheid dient de grootst mogelijke vorm van openheid te betrachten. Daardoor is in dit systeem de vrijheid van informatie, van toegang tot het nieuws, het belangrijkste vraagstuk geworden. De kranten zijn in handen van particuliere ondernemingen. Uit deze ideologie vloeit voort dat de pers aanspraak meent te hebben op overheidssubsidies wanneer, zoals in de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw het geval was in westerse landen, de persmedia zich niet meer op eigen kracht kunnen handhaven, m.n. door de concurrentie van andere nieuwsmedia. geschiedenis. Het dagblad was in zijn beginperiode een eenmanskrant; het was eigendom van de uitgever, die tegelijk redacteur was en veelal ook drukker.

Naarmate de inhoud van de krant werd uitgebreid, groeide het aantal medewerkers en de behoefte aan geldmiddelen: de krant kreeg meer het karakter van een onderneming. Ca. 1800 ontstond deze ondernemingsgewijze produktie in Engeland, Frankrijk en Duitsland. In deze tijd werden de fundamenten van het moderne perswezen gelegd. De krant werd een georganiseerd bedrijf: de eigenaar zoekt een hoofdredacteur, die een staf van redacteuren aanstelt (redactie) en medewerkers op diverse gespecialiseerde terreinen alsook correspondenten in het buitenland. Al deze kranten waren nog vrij duur en bereikten niet de brede lagen van de bevolking. Dat gebeurde pas ca. 1830 in Frankrijk en de VS, o.m. door popularisering van de inhoud: in Frankrijk door de uitbreiding van het feuilleton-gedeelte van de krant, in de VS door het opnemen en uitwerken van de reportage, die ook de kleine alledaagse gebeurtenissen bracht.

De invloed van Amerikaanse voorbeelden op het perswezen in Europese landen deed zich pas voelen sinds J.Gordon Bennett (*1795, ♱1872), eigenaar van de New York Herald. De uitdrukking yellow press kwam in Amerika op als scheldwoord voor de sensatiepers in de tijd van de concurrentiestrijd tussen Pulitzer en Hearst. Het voorbeeld van de krantenmagnaat Hearst werd in Engeland gevolgd door lord Northcliffe en lord Beaverbrook. Ook in andere landen ontstonden populaire kranten van dezelfde soort. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen er nieuwe sensatiebladen, die een groot deel van de markt veroverden (b.v. Bild in de BRD).

Redactie. De hoofdredacteur is geheel verantwoordelijk voor de inhoud van de krant met uitzondering van de advertenties. Hij is in voorkomende gevallen verantwoording voor de inhoud van de krant verschuldigd tegenover de rechter. Hij wordt aangesteld door de directie of in een enkel geval door de partij die het blad uitgeeft, op basis van een contract waarin algemene richtlijnen voor zijn beleid gesteld zijn. Eenmaal in functie stelt hij de krant naar eigen inzicht samen. De samenstelling van de redactie is niet bij iedere krant dezelfde, doch in de regel kent een groot dagblad een nieuwsdienst, diverse rubrieksredacties en de bureauredactie.

Bij de nieuwsdienst wordt het nieuws verzameld dat binnenkomt via telexverbindingen met binnen-en buitenland, van de eigen verslaggevers, binnen-en buitenlandse correspondenten, van medewerkers en van tips en mededelingen van het publiek. De nieuwsdienst beoordeelt welke berichten voor de krant in aanmerking komen, of zij nadere aanvulling behoeven van eigen verslaggevers en/of fotografen. Van de nieuwsdienst gaan de berichten naar de rubrieksredacties, die de berichten van de noodzakelijke commentaren en toelichtingen voorzien. De kopij van de rubrieksredacties komt samen op de bureauredactie: hier wordt de uiteindelijke vorm van de krant bepaald, zoals opmaak en plaatsing van de diverse berichten, foto’s en artikelen. De bureauredactie kan bovendien putten uit een hoeveelheid kopij die niet aan één dag gebonden is. Deze stof wordt toegevoegd voorzover de ruimte het toelaat.

De directie beslist hoeveel pagina’s de redactie ter beschikking krijgt. De werkzaamheden, die hier als opeenvolgende fasen zijn beschreven, verlopen in werkelijkheid tegelijkertijd en in nauw overleg tussen de verschillende redacteuren. Eens per dag wordt in de redactievergadering het programma van de krant in hoofdzaken vastgelegd. Persconcentratie. In de jaren zeventig was er sprake van een toenemende concentratie van de pers; het verschijnsel deed zich voor m.n. in landen met een particuliere ondernemingsgewijze produktie van persorganen. In de periode 1963-76 daalde het aantal krantentitels door fusie en samenwerking in Nederland van 103 tot 91, in België van 50 tot 40.

De daling van het aantal krantentitels is voor de pluriformiteit binnen de media echter minder gevaarlijk in vergelijking met de veel sterkere daling van het aantal persorganen met een eigen redactie. In Nederland beschikten in 1955 nog 67 dagbladen over een zelfstandige redactie, in 1976 was dit aantal gedaald tot 49. Als oorzaken van persconcentratie kunnen worden genoemd het conjunctuurgevoelige karakter van persondernemingen, de starre kostenstructuur, de technologische ontwikkeling van het perswezen met de daarmee gepaard gaande behoefte aan investeringen, de invloed van de audiovisuele media en de onderlinge concurrentieverhoudingen van persorganen. Gemeten naar oplagecijfers doen zich in Nederland drie belangrijke veranderingen voor:

1. er is sprake van een sterke verschuiving van avondbladen naar ochtendbladen;
2. de populaire dagbladen vertonen een sterke groei, deels ten koste van de kwaliteitsbladen;
3. dagbladen gebonden aan een levensbeschouwelijke richting of partij vertonen een aanzienlijke daling ten gunste van de zgn. neutrale bladen.

In Nederland kan als voornaamste maatregel tegen persconcentratie worden beschouwd de oprichting van het Bedrijfsfonds voor de Pers, aanvankelijk als tijdelijke voorziening (in 1971), sinds 1974 als stichting. Het verlenen van financiële steun aan dagbladen, nieuwsbladen en opinieweekbladen vormt het belangrijkste doel van dit fonds. De steun is vooral bedoeld ter continuering van de bestaande pluriformiteit binnen de persorganen. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het verlenen van steun berust bij het Ministerie van crm. Er kan steun worden verleend, indien een rendabele exploitatie mogelijk wordt geacht. In principe komen bovendien alleen die persorganen in aanmerking, die op basis van een redactiestatuut worden uitgegeven.

In België ontstond als voorlopige maatregel de wet van 27.12.1974, die aan de Belg. kranten per dagbladeenheid een eenmalige rijkssubsidie van BF200 mln. toekende. Deze wet werd in 1975, 1976 en 1977 telkens met een jaar verlengd, in 1978 echter gewijzigd. De steun werd onderverdeeld in:

1. selectieve steun, rekening houdend met het aantal journalisten en de graad van commerciële publiciteit per krant;
2. compensatiehulp, rekening houdend met de omroeppers;
3.speciale steun aan het agentschap Belga.

In het streven naar redactionele medezeggenschap vormde het aannemen van een model voor een redactiestatuut door de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) op 31.3.1973 de aanzet tot een belangrijke ontwikkeling. In 1974 bereikte de NVJ overeenstemming aangaande het redactiestatuut met de vereniging van dagbladondernemingen De Nederlandse Dagbladpers. In het modelstatuut van de NVJ vormt de redactievergadering het hoogste orgaan voor medezeggenschap van de redactie. De vergadering bestaat uit alle journalisten, die onder de CAO-bepalingen voor dagbladjournalisten vallen. Fundamentele punten ten aanzien waarvan de vergadering en de haar vertegenwoordigende redactieraad een taak behoren te hebben zijn:

1. benoeming van een hoofdredacteur: de directie is verplicht advies te vragen aan de redactieraad, die mede het recht heeft tot voordracht; de redactievergadering dient akkoord te gaan met de benoeming van de hoofdredacteur;
2. wijzigingen in aard en verschijningsvorm van het dagblad, in de positie van de redactie en dergelijke: deze kunnen alleen na goedkeuring door de redactievergadering plaatsvinden.

In België is de journalist van de algemene pers beschermd bij de Wet van 1963. In 1979 zijn verschillende journalistenverenigingen gefusioneerd in de Algemene Vereniging van de Belg. Beroepsjournalisten. Er bestaat geen algemeen redactiestatuut. Wel hebben sommige kranten een zelfstandig redactiestatuut.

De pers in Nederland en België

Eerste krant in Nederland was Courante uyt Italiën, Duytschland Ec., opgericht te Amsterdam in 1618. De oudste nog verschijnende kranten zijn: Leeuwarder Courant (1752), en de Opregte Haarlemse Courant (1656), later opgenomen in het Haarlems Dagblad. In het eerste kwartaal van 1977 bedroeg de totale oplage van Ned. dagbladen ca. 4,4 mln. exemplaren.

In het eerste kwartaal van 1977 waren de oplagecijfers van de afzonderlijke landelijke dagbladen als volgt: De Telegraaf (571007), De Volkskrant (226300), Trouw (140100), Algemeen Dagblad (332307), Het Vrije Volk (164402), Nieuws van de Dag (163320), Het Parool (170100), N.R.C.-Handelsblad (105513), Reformatorisch Dagblad (37307). De Waarheid verstrekt geen oplagecijfers. Zoals in de meeste westelijke landen is ook in Nederland de concentratie van diverse bladen in handen van één enkele uitgever sterk toegenomen. Desondanks blijft het moeilijk om de dagbladen winstgevend te runnen: de lage abonnements-en losse-nummerprijs (tengevolge van de prijsbeheersing) en de concurrentie van de televisie- en radioreclame brengen de kranten in een moeilijke positie. Men probeert dit te ondervangen door een deel van de inkomsten uit deze reclame onder de dagbladen te verdelen.

De eerste periodieke publikatie in België verscheen te Antwerpen in 1605: Nieuwe Tydinghe, uitgegeven door de gazettier Abraham Verhoeven. Deze publikatie verscheen op onregelmatige tijdstippen en moet dan ook eerder als een vlugschrift beschouwd worden. Pas in 1629 publiceerde Abraham Verhoeven zijn Wekelycke Tydinghe, met vaste periodiciteit, zodat dit blad als de oudste krant kan worden beschouwd. Per 1.1.1979 verschijnen in België 45 dagbladen, waarvan 40 titels (en 2 met regionale titel) van algemene informatie, 4 financiële dagbladen en 1 officieel blad. De globale oplage van de dagbladen van algemene informatie bedraagt 2,1 mln. Het concentratieverschijnsel is het sterkst in Vlaanderen, zodat de Franstalige pers over aanmerkelijk meer titels beschikt en bijgevolg de gemiddelde oplage per krant in Wallonië veel lager ligt dan in Vlaanderen.

Van de 40 dagbladen zijn er 13 Nederlandstalige, 1 Duitstalige en 26 Franstalige, waarvan er 17 in Wallonië, 8 te Brussel en 1 in Vlaanderen worden uitgegeven. De grootste krantentrust is de groep-Rossel. Het door deze trust uitgegeven dagblad Le Soir is met een oplage van ruim 230000 (1978) het grootste Franstalige dagblad. Belangrijke Brusselse bladen zijn: de katholiek-conservatieve La Libre Belgique (125 000) en de liberale La Dernière Heure (125 000). Het Brusselse socialistische dagblad Le Peuple heeft een oplage van 35000. De belangrijkste Waalse bladen zijn: Le Rappel (katholiek; 49000), Vers L’Avenir (katholiek; 122000), La Nouvelle Gazette (liberaal; 77000).

De belangrijkste Vlaamse bladen, die te Brussel gepubliceerd worden, zijn Het Laatste Nieuws (liberaal; 308000) en de kranten van de Standaard-groep (o.a. De Standaard, Het Nieuwsblad, De Gentenaar, tot 1978 de Landswacht en tot 1979 Het Handelsblad; globale oplage ruim boven de 300000). Opmerkelijk voor deze groep is dat deze bladen van inhoud slechts van elkaar verschillen in het lokale nieuws. Te Antwerpen verschijnt het katholiek blad De Gazet van Antwerpen met als oplage 193300 en tot in 1978 het socialistische partijblad De Volksgazet, dat toen failliet ging. De krant die te Gent met de grootste oplage van de pers komt is Het Volk (christendemocratisch: 203 400). Eind 1978 verscheen te Brussel een nieuw socialistisch, niet partijgebonden dagblad, De Morgen (oplage 56000).

LITT. J.Genesse, L’état et la presse (1968); M. Schneider, De Ned. Krant (1968); P.Martens, De Belg. dagbladpers (1969); J.Gol, Le monde de la presse en Belgique (1970); J.van Buggenhout, Jonge generatie en de krant (1971); M.Leroy, La presse Belge en Belgique libre et a l’étranger en 1918 (1971) ; J.Rogier, H.Roethof e.a., Perskoncentratie (1972); J.P.S.van Neerven, Marketing in het dagbladbedrijf (1974); J.Hemels, Persvrijheid. Antwoord aan uilen en valken (1975); P.d’Haesse,

Crisis in de Belg. opiniepers (1975).

Techniek

De werkvlakken van een pers zijn de stoter en de tafel waaraan de gereedschappen worden bevestigd. Deze gereedschappen, stempel en matrijs bepalen de vorm van de werkstukken. Persen kunnen worden gebruikt voor o.a. pletten, samenpersen, smeden, stansen, dieptrekken en duwen (b.v. damwandijzer of heipalen in de grond ter vermijding van het hinderlijk stoten met daarmee gepaard gaande grondtrillingen bij heien). Men onderscheidt handpersen en machinepersen. De handpersen dienen voor een kleine produktie en hebben uiteraard een geringe perskracht.

Machinepersen kan men onderscheiden in mechanische en hydraulische persen. Naar de constructie kan men de mechanische pers onderverdelen in kniehefboompers, krukpers, excenterpers, schroefpers, frictie-of spilpers. Hydraulische pers wordt onderverdeeld in gewone hydraulische pers, stoomof luchthydraulische pers en elektrohydraulische pers.

Mechanische persen hebben een constante slaglengte, en zijn geschikt voor een hoge produktiecapaciteit tot enige duizenden slagen per minuut. Hydraulische persen hebben een instelbare slaglengte, waardoor werkstukken met grote hoogte-afmetingen bewerkt kunnen worden, terwijl de constante kracht gedurende vrijwel de gehele slag een pluspunt is. Ze worden toegepast o.a. voor dieptrekken en het persen van kunstharsen. Voor het vervaardigen van smeedstukken maakt men gebruik van smeedpersen. Het tot gloeihitte verwarmde halffabrikaat wordt of tussen twee matrijzen met de pers gevormd en daarin gestuikt óf rechtstreeks tot de gewenste vorm uitgesmeed, zie drukpers.

< >