Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pepsine

betekenis & definitie

[Gr. pepsis, spijsvertering], v./m. (-n), een eiwitsplitsend enzym, dat zijn werking in de maag uitoefent.

De cellen van het maagslijmvlies uit het fundusgedeelte van de maag (hoofdcellen) scheiden het pepsinogeen af dat onder invloed van het door de dekcellen afgescheiden zoutzuur en sporen pepsine autokatalytisch (d.w.z. dat zolang de hoeveelheid pepsine in de maaginhoud toeneemt er meer pepsine wordt gevormd) wordt geactiveerd tot de pepsine. De activering van pepsinogeen komt tot stand door het afsplitsen van een aantal peptiden waarvan één een remmer is (de pepsine onwerkzaam maakt). De ontstane pepsine heeft een moleculair gewicht van 34000. Pepsine splitst peptidebindingen in de lange eiwitketens daar waar tyrosine en/of fenylalanine aan een ander aminozuur is gekoppeld. Het enzym pepsine vertoont twee zuurgraadoptima (pH), te weten bij 2 en 3,5-4, 5. Het is niet helemaal zeker rf het tweede optimum aan een apart enzym moet worden toegeschreven.

Fysiologisch gezien hebben aeide optima betekenis daar hierdoor het enzym jok in het pylorusgedeelte van de maag, waar de pH hoger is dan in het fundusgedeelte, zijn werking kan uitoefenen. Zie peptidase.

Soms wordt pepsine als combinatiepreparaat voorbeschreven aan patiënten met langdurige maagklachten of die grotere operaties aan de maag hebben ondergaan, zie spijsvertering, spijsverteringsenzym.

litt. G.Perlman, L.Lorand, Proteolytic enzymes (1970).

< >