Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

penning

betekenis & definitie

m. (-en),

1. munt uit vroeger tijd, een zestiende stuiver; geen penning, niets, geen zier; iemand tot de laatste betalen, volledig; geen penning bezitten;
2. (vero.) geldstuk, muntstuk in het algemeen;
3. (bij uitbreiding) geld: op de zien, erg zuinig zijn; op de penning zijn, geldzuchtig, gierig zijn; m.n. in het mv.: de verschuldigde penningen;
4. kunstvoorwerp, bestaande in een geslagen, gegraveerd, gedreven of in reliëf gegoten, tweezijdig versierd metalen plaatje; gedenkpenning: kabinet van munten en penningen; (fig.) de keerzijde van de penning; plaatje als herkenningsteken: aan verschillende ambtenaren is een penning uitgereikt om hun identiteit te kunnen bewijzen; belastingpenning voor honden: onze hond is zijn penning kwijt.

munt. De zilveren penning was als voortzetting van de Romeinse denarius, van de 8e-13e eeuw, vrijwel de enige gangbare munt hier te lande. De penning kon al naar gelang de streek van herkomst nogal in gewicht en waarde verschillen. Later kreeg de penning de waarde van 1/8 groot (in de Zuidelijke Nederlanden 1/12 groot) of 1/16 stuiver. heraldiek. Als wapenembleem is de penning (van goud of zilver) meestal een eenvoudige beeldenaar in de vorm van een kruis, stippen e.d. Zonder laatstgenoemde verrijkingen spreekt men doorgaans van een schijf.

kunst. Evenals de munt is de penning aan beide zijden in laagreliëf bewerkt. Oorspronkelijk werd hij gegoten, later gegraveerd, gedreven of geslagen (als munten). Eenzijdig bewerkte stukken (plaquettes) worden ten onrechte penningen genoemd. Een penning is vaak rond, maar kan ook vierkant, zes- of achtkantig of ovaal zijn. geschiedenis. II Pisanello was in 1439 de eerste die penningen naar wasmodel goot.

Tot zijn leerlingen behoorden M.dei Pasti, Sperandio en G.Boldu. Ca. 1490 kwam er een belangrijke verbetering in de techniek, toen Caradosso (C.Foppa) en F.Francia penningen sloegen door middel van gegraveerde stempels. In de 16e eeuw werkten in Italië V.Belli, B.Cellini en A.Cesati, in Frankrijk o.a. J.Flenry, in Duitsland (onder invloed van A.Dürer) H.Krug, H. Schwartz, P.Flötner e.a., in Noordelijk Nederland o.a. J.Jonghelinck en S.van Flerwijck, en in de Zuidelijke Nederlanden o.a.

Q.Matsys, L.Leoni en J.da Trezzo. In de 17e eeuw had Noordelijk Nederland de meeste en de beste medailleurs. De meeste penningen werden gedreven. P.van Abeele, W. Müller, J.Lutma en D.van Ryswijck waren beroemd. Behalve gedreven penningen werden ook fraaie gegraveerde vervaardigd door H.Goltzius en S.van de Passé.

In de Zuidelijke Nederlanden werkten toen o.a. J.Duquesnoy, J.deFontenay en J.Harrewyn, in Frankrijk N.Bidou, J.Didier, G.Dupré, H.Roussel e.a. Over het algemeen leverden de Engelse medailleurs slechts matig werk. In de 18e eeuw kwam de medailleurkunst in verval. Ten tijde van Napoleon I werkten in Frankrijk vele goede medailleurs. Op enkele uitzonderingen na ontstond in de 19e eeuw overal slechts zeer middelmatig werk.

Ca.1875 ontstonden in Frankrijk, en bijna tegelijkertijd in Oostenrijk, nieuwe scholen, die zeer artistieke stukken voortbrachten, wat voortgezet werd in de 20e eeuw. In Nederland leverden

o.a. A.Begeer, D.van der Keilen, P.Pander, T. Dupuis en E. Voet jr. goed werk. Tot de belangrijkste Franse meesters behoorden J.C.Chaplain en O. Roty. In Oostenrijk werkten o.a. A.Scharff en J. Hujer, in Duitsland Dasio en Sturm, en in België G.Devreese, De Smeth, Dubois, Jourdain en Wissaert.

LITT. J.W.Frederiks, Penningen (1947); S.Lane-Poole, Coins and medals (1968).

< >