Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Peirce

betekenis & definitie

Charles Sanders, Amerikaans filosoof, *10. 9.1839 Cambridge (Massachusetts), ♱ 19.4.1914 Milford (Pennsylvanië). Peirce studeerde scheikunde aan de universiteit van Harvard, werkte als astronoom aan het Harvard Observatory en als fysicus voor het U.S.

Coast and Geodetic Institute (1861—81). Intussen wijdde hij zich aan de filosofie en de logica en vervulde op deze gebieden lectorschappen aan de universiteit van Harvard en aan de Johns Hopkins University. In 1887 trok hij zich terug in Milford, waar hij vrij geïsoleerd en armoedig leefde tot aan zijn dood. Het enige boek dat Peirce publiceerde, Photometric researches (1878), behandelt astronomische kwesties. Talrijke manuscripten werden pas vanaf de jaren dertig gepubliceerd. Peirce is vooral bekend als de vader van het pragmatisme, en als pionier op het gebied van de semiotiek, de symbolische logica en de relatielogica.

Het pragmatisme van Peirce strekt er vooral toe de betekenis van ideeën te verhelderen, in die zin dat elke betekenis wordt afgewezen die niet op de een of andere manier betrekking heeft op de zintuiglijke effecten van een zaak. Vele metafysische concepten worden aldus herleid tot zinloos jargon. Peirce verwerpt echter niet elke vorm van metafysica. Hij ziet de feitelijke ontwikkeling van de kosmos als een creatief en continu proces dat voortschrijdt van loutere mogelijkheid en onbepaaldheid naar volkomen actualisatie en bepaaldheid of redelijkheid. In dit proces spelen toeval (tychisme), liefde (agapisme) opgewekt door het doel van het universum, en de continuïteit van al wat bestaat (synechisme) een fundamentele rol. Redelijkheid als doel van het universum vormt uiteindelijk ook het laatste doel van de ethiek: de mens dient mee te werken aan de realisatie van de redelijkheid van het universum, Peirce geldt als meest oorspronkelijke representant van de Amerikaanse filosofie.Uitgave: The collected works of C.S.Peirce, dl. 1-6, door C.Hartshorne en P.Weiss (1931—35), dl. 7-8, door A. Burks (1958); herdr. 8 dln. in 4 banden, 1965-66.

LITT. H.Wennerberg, The pragmatism of C.S. Peirce (1962); J.Fitzgerald, Peirce’s theory of signs ïs foundation for pragmatics (1966); F.Reilly, C. Peirce’s theory of scientific method (1970); W.Davis, Peirce’s epistemology (1972); D.Greenlee, Peirce’s concept of sign (1973); W.Rosensohn, The thenomenology of C.S.Peirce (1974); K.O.Apel, Der Denkweg von C.S.Peirce (1975); P.Thibaud, La logique de C.S.Peirce (1975).

< >