In de oudste tijden had het bezetten van de pauselijke stoel op dezelfde wijze plaats als dat van bisschopszetels; de naburige bisschoppen kwamen te Rome bijeen en onderhandelden met de geestelijkheid en het volk over het wederbezetten van de stoel. De Romeinse keizers achtten zich sedert de 9e eeuw bevoegd bij verdeeldheid de beslissing te nemen.
Hierop maakten de latere heersers in Italië aanspraak. In die situatie werd voor het eerst een ingrijpende verandering aangebracht door paus Nicolaas II, die bij decreet van 1059 verordende dat het recht der pauskeuze berustte bij de kardinalen, en de beslissing in handen stelde van de kardinaalbisschoppen. Geestelijkheid en volk kregen slechts een recht van acclamatie. Nicolaas II schonk Hendrik IV en zijn opvolgers een persoonlijk recht van bevestiging. Na de Investituurstrijd (1075-1122) verloor de keizer steeds meer zijn invloed op de keuze. De bijzonderheden van de pauskeuze zijn in de loop der tijden door een menigte pauselijke constituties nauwkeurig geregeld, o.a. de bepaling van Alexander III van 1179, omtrent de meerderheid der stemmen (tweederde van de aanwezige leden), en die van Gregorius X van 1274, dat de kardinalen tien dagen na de dood van de paus in het paleis waar deze gestorven is, in een conclave moeten bijeenkomen en zo spoedig mogelijk een opvolger kiezen.
De nieuwste bepalingen zijn uitgevaardigd door Paulus VI in 1975. Het conclave wordt sedert de dood van paus Pius IX (1878) in het Vaticaan gehouden. Niemand van de kardinalen mag, tenzij in geval van ziekte en dan met verlies van stemrecht, vóórdat de verkiezing geëindigd is het conclave verlaten. De verkiezing geschiedt in de regel door het scrutinium, het stemmen met biljetten. Is de vereiste meerderheid op een van de kardinalen uitgebracht, dan begeeft de kardinaal-deken zich tot de gekozene om hem te vragen of hij de keuze aanvaardt. Is dit het geval, dan wordt hem de vissersring aan de vinger geschoven en moet hij terstond de naam noemen die hij als paus voeren wil. Daarop maakt de oudste kardinaal-diaken aan het volk bekend, dat er een nieuwe paus gekozen is (habemus Papam).