Langobardisch geschiedschrijver, *ca.720, ♱ca.799; uit een in Friuli wonend adellijk geslacht. Paulus Diaconus werd opgevoed aan het hof te Pavia en moet vóór 774 in het klooster zijn gegaan.
Sedert 776 onderhield hij betrekkingen met Karel de Grote, aan wiens hof hij verbleef van 782— 81
6. In deze tijd schreef hij zijn Gesta episcoporum Wettensium (in: Monumenta Germaniae historica, scriptores ii, 1888), een geschiedenis van de bisschoppen van Metz, die het voorbeeld werd voor de latere bisschoppengeschiedenissen. In 787 keerde hij naar het klooster terug. Zijn Historia Langobardorum (in: Scriptores rerum Germanicum 48, 1879) loopt tot 744 en is een belangrijke bron voor de kennis der Langobardische geschiedenis.
LITT. A.Pontini, Introd. aglistudi su Paulus Diaconus (1946).