[Fr.], v./m. (-s),
1. het patrouilleren: de doen; verkenning: op patrouille gaan;
2. kleine troepenafdeling;
3. (padvinderij) eenheid, bestaande uit 6-10 verkenners;
4. aanhang: hij was op de vergadering met zijn gehele patrouille; troep: een hele mensen.
Het doel van een patrouille is verkenning, contact leggen tussen troepenafdelingen, bewaking, handhaven van orde en rust op verlaten punten. Op zee is de patrouille gericht op belagers van handelsverbindingen en wordt door kruisers onderhouden. In vredestijd heeft patrouille de taak wanordelijkheden te voorkomen.