Engels schrijver, *4.8.1839 Shadwell, ♱30.7.1894 Oxford. Pater was hoogleraar te Oxford.
Door de invloed van Ruskin raakte hij geïnteresseerd in kunst en werd hij een autoriteit op het gebied van de esthetica. In 1867 verscheen zijn Essay on Winckelmann, waarin hij uiting gaf aan zijn idealisme en de helleense en esthetische levensopvatting verdedigde. Hierna verschenen opstellen over Leonardo da Vinci, Botticelli en Michelangelo, die in 1873 deel uitmaakten van Studies in the history of the renaissance. Hij was bevriend met de prerafaëlieten. In 1878 verscheen Marius the epicurean (zijn hoofdwerk) waarin Pater zijn ideaal van esthetisch leven beschreef en de verheffende invloed van het schone. Paters esthetische ideeën hadden grote invloed op m.n.
O.Wilde. Werken: Imaginary portraits (1887; zes novellen), Appreciations (1889), Plato and platonism (1893), The child in the house (1894; autobiografisch), Greek studies (1895), Miscellaneous studies (1895), Gaston de Latour (1896). Uitgaven: Works, door C.S.Shadwell (10 dln., herdr. 1967); Letters, door L.Evans (1970).
LITT. G.d’Hangest, W.Pater (2 dln. 1961); G. Mackenzie, The literary character of W.Pater (1967); G.C.Mousman, Pater’s portraits (1967); R. Crinkley, W.Pater (1970).