m. (-en), lid van de r.k. congregatie van ongeschoeide geestelijken van het Allerheiligst Kruis en Lijden van onze Heer Jezus Christus Congregatio Passionis, cp).
De congregatie van de passionisten werd in 1720 gesticht door de H. Paulus van het Kruis op de Argentarioberg, een schiereiland bij Orbetello (Italië). Naast de drie gewone kloostergeloften leggen de passionisten een vierde gelofte af om de verering van het lijden van Christus te bevorderen. In 1741 keurde paus Benedictus XIV de regel goed. De Ned. provincie, opgericht in 1924, had in 1979 drie hluizen. De Ned. passionisten zijn ook werkzaam in Indonesië, de BRD en Brazilië.
Het in 1840 te Ere bij Doornik gestichte klooster was het eerste buiten Italië. De Belg. provincie werd in 1905 opgericht en telde in 1979 tien huizen. De Belg. passionisten werkten in Zaïre.
In 1770 stichtte de H. Paulus van het Kruis te Corneto (thans Tarquinia) de passionistinnen, die een streng beschouwend leven (‘slot’) leiden. In Nederland hebben zij één en in België twee huizen. De zusters passionistinnen-missionarissen vormen een missiecongregatie, die in 1927 door kardinaal Van Roey, in samenwerking met de passionist Valentinus, in Tienen werd gesticht. De congregatie van de missiezusters-passionistinnen van de H. Gemma werd in 1949 te Mook gesticht en is werkzaam in Brazilië.
LITT. P.Gaétan, Saint Paul de la Croix et la fondation des passionistes (1956).