begrip uit de Ned. Werkloosheidswet.
Ingevolge de artt. 31 en 39 Werkloosheidswet kan een wachtgeld of werkloosheidsuitkering worden geweigerd, wanneer de verzekerde werknemer nalaat passende arbeid te aanvaarden. Hij moet zich daarom bij het Gewestelijk Arbeidsbureau (GAB) als werkzoekende aanmelden. De wet regelt niet wat onder passende arbeid wordt verstaan: de rechtspraak van de raden van beroep en van de centrale raad van beroep is hier van essentiële betekenis. Door het directoraat-generaal voor de arbeidsvoorziening van het Ministerie van Sociale Zaken zijn richtlijnen opgesteld voor de directeuren van de GAB’s inzake de hantering van de normen voor de beoordeling van de vraag of een aangeboden dienstbetrekking al dan niet passend is. Rekening wordt gehouden met de aard van de arbeid, de beloning, de duur van het dienstverband, de sociale en medische aspecten, de woonplaats, huisvesting e.d. De term passende arbeid speelt ook in de Wet Arbeidsongeschiktheid een rol: bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt niet alleen gelet op de eigen arbeid van de verzekerde, maar ook op de arbeid die hem in billijkheid kan worden opgedragen, en dus voor hem passend is.
In België bestaan soortgelijke regelingen. De volledig werkloze moet zich als werkzoekende laten inschrijven; hij moet elke passende dienstbetrekking die hem wordt aangeboden, aanvaarden. Voor de werkzoekenden die wegens ouderdom of vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid moeilijk te plaatsen zijn, geven de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling bijzondere bemiddeling bij de werkgevers en werkgeversorganisaties ten einde hun passende arbeid te bezorgen, waarbij de kosten voor onderzoek naar de lichamelijke, psychologische en geestelijke geschiktheid van de werkzoekenden ten laste van de Rijksdienst zijn.