bn. en bw. (-er, -st),
1. statig, deftig, fier, m.n. gemaakt deftig: een heertje, hij zat parmantig op zijn paard;
2. (bw.) zelfbewust; als iemand die durft, moedig: ging het kleine kereltje er parmantig op af.
Gepubliceerd op 13-12-2021
betekenis & definitie
bn. en bw. (-er, -st),
1. statig, deftig, fier, m.n. gemaakt deftig: een heertje, hij zat parmantig op zijn paard;
2. (bw.) zelfbewust; als iemand die durft, moedig: ging het kleine kereltje er parmantig op af.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: