[Fr. parquet], o. (-ten),
1. afgeperkte ruimtes in deze betekenis alleen nog in: iemand in een moeilijk, een lastig brengen, in het nauw, in een moeilijke, lastige positie; zich in een lastig bevinden;
2. (recht) bureau van het OM bij een bepaald gerecht: ten parkette van de officier van justitie;
3. het OM zelf: onmiddellijk na de moord was het aanwezig;
4. (schouwburg) ruimte tussen stalles en parterre;
5. afgesloten plaats op de beurs voor de makelaars;
6. parketvloer.