Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Parijs, hoofdstad en departement

betekenis & definitie

(Fr.: Paris), hoofdstad en dep. van Frankrijk, doorsneden door de Seine, 2,3 mln. inw. Het dep.

Parijs is verdeeld in 20 arrondissementen en vormt met de dep. Seine-Saint-Denis, Val-de-Marne, Val-d’Oise, Essonne, Yvelines en Seine-et-Marne sinds 1.7.1976 de programmaregio Île de France (9,9 mln. inw.). Sinds 1977 is Parijs een autonome gemeente met een eigen begrotingen aan het hoofd een (gekozen) burgemeester.

BEVOLKING

Van het aantal inwoners zijn 22 % buitenlanders (m.n. Algerijns, Spaans, Portugees, Tunesisch en Italiaans). Parijs is de grootste stad van Frankrijk en heeft een bevolkingsdichtheid die tot de grootste ter wereld behoort. Tegen het eind van de middeleeuwen telde de stad ca. 100000 inw., welk aantal eind 18e eeuw gestegen was tot 600000. Sindsdien is de bevolking zich geleidelijk aan steeds meer gaan spreiden, zozeer zelfs dat zij in het centrum van de stad afnam van ca. 550000 in de tweede helft van de 19e eeuw tot 330000 in 1968.

Parijs heeft een grote woningnood, wat heeft geresulteerd in verkrotte wijken aan de randen van de agglomeratie. De stadsuitbreidingen hebben sinds de Tweede Wereldoorlog zonder planologische conceptie plaatsgevonden, waardoor efficiëntie in wonen, vervoer en communicatie moeilijk is aan te brengen. Verder is de voedselvoorziening een voortdurende zorg; drinkwater wordt betrokken uit de Seine en de Marne, maar men moet omzien naar andere bronnen. Luchtvervuiling is acuut door de uitlaatgassen van industrie, motorvoertuigen en huisbrand, terwijl Parijs slecht voorzien is van groen (Bois-de-Boulogne, de Vincennes en enige kleine parken).

Onderwijs en cultuur. Parijs is een centrum voor onderwijs. Behalve een universiteit, de Sorbonne (1150), heeft de stad diverse hogescholen en vakscholen. Het Quartier Latin is de studentenwijk. Nieuwe faculteiten zijn te Orsay, Nanterre, Vincennes gesticht en herverdeling van de vakhogescholen heeft plaatsgevonden. Van de vele bibliotheken is de Bibliothèque Nationale de belangrijkste.

De voornaamste musea zijn het Louvre, Musée Carnavalet (geschiedenis van Parijs), Musée de Cluny (middeleeuwse kunst), Musée Rodin, Musée National d’Art moderne, Musée Cernuschi (Chinese en Japanse kunst), Musée du Jeu de Paume (Franse impressionisten) en Musée de l'Homme (volkenkunde). Verschillende genootschappen van geleerden zijn te Parijs gevestigd, zoals het Institut de France, de Académie Française. Sinds 1958 is bij het Champ-de-Mars het hoofdkwartier van de Unesco gevestigd. Parijs is als kunstcentrum (SaintGermain-des-Prés) vermaard door de vele opleidingsmogelijkheden (b.v. voor toneel, muziek, ballet, schilderen beeldhouwkunst) en door de vele vestigingen van kunstenaars, waardoor er een sterk litterair en artistiek klimaat heerst, gesteund door theaters, kunsthandels, bibliotheken en uitgeverijen. Op de plaats van de oude Parijse Hallen werd begin 1977 het nationale centrum en museum voor kunst en cultuur, Centre Georges Pompidou, geopend. Bekende theaters zijn de Comédie Française, l’Odéon, het Théâtre de l’Opéra.

Uitgaans-en vermaakcentra zijn vooral het Casino de Paris en de Folies-Bergère.

ECONOMIE

Binnen de invloedssfeer van Parijs treft men wel tuinbouwbedrijven aan, maar deze verliezen steeds meer terrein door de voortschrijdende bewoning. Ca. 25 % van de Franse industrie bevindt zich in Parijs. De zeer gedifferentieerde industrie omvat voedingsmiddelen, lederindustrie, luxe-artikelen, textiel, machines, motoren, vliegtuigen, auto’s, meubelen, elektrische apparatuur, parfums, plastics, farmaceutische artikelen. Vrijwel alle vormen van nijverheid zijn aanwezig; slechts de zware ijzeren staalindustrie en aardolieraffinaderijen ontbreken. Economisch belangrijk zijn ook de vele uitgeverijen en modehuizen en de intensieve kunsthandel. De helft van het Franse banken handelswezen zetelt te Parijs.

Het grootste deel van de beroepsbevolking werkt in de dienstensector. Het toerisme is een belangrijke bron van inkomsten.

STADSBEELD

Oude gebouwen zijn de Notre-Dame de Paris op het le de la Cité (1163 bouw aangevangen; gotische kathedraal met twee torens); de Saint-Germaindes-Prés (11e eeuw), Saint-Germain-l’Auxerrois (13e eeuw), Saint-Pierre de Montmartre (12e (eeuw), Saint-Séverin, de kerk van de Sorbonne. Op het île de la Cité verder de Conciergerie (Tour de Horloge; 14e eeuw) en het Palais de Justice (waarbinnen de Sainte-Chapelle, 13e eeuw). Het middeleeuwse karakter is m.n. bewaard gebleven in enkele delen van het Quartier Latin (ten zuiden van het île de la Cité). Op de rechteroever van de Seine staat het Louvre, museum en deels regeringsgebouw. In de nabijheid van het Louvre bevindt zich het Palais-Royal (17e eeuw; vm. Hôtel Richelieu) met fraaie tuin.

De zuidwestelijke vleugel van het Palais-Royal wordt ingenomen door het Théâtre Français. Van de diverse paleizen moeten nog genoemd worden het Palais du Luxembourg (1615 begonnen, thans zetel van de senaat) en het Palais Bourbon (nieuwe gevel 1804—07; thans zetel van de Assemblée Nationale); verder het Hôtel des Invalides (1676 door Bruant gebouwd; de bijbehorende Dôme des Invalides is van Mansart; graf van Napoleon in de Dôme). Uit eind 18e eeuw dateren het Panthéon en de Avenue des Champs-Elysées. Uit de 19e eeuw stammen de Madeleine, een kerk in de vorm van een tempel (voltooid 1842), de are de Triomphe du Carrousel (1806), een navolging van de tiomfboog van Septimius Severus; de Are de Triomphe (1806-36) op de Place Charles de Gaulle vm. Place de l’Étoile), waar in 1920 het Graf van de Onbekende Soldaat met een eeuwige vlam werd geplaatst. De Place de la Concorde is een van de grootste pleinen ter wereld.

Typerende pleinen met daarvan straalsgewijs uitlopende straten zijn de Place Saint-Augustin, Place de la Bastille en Place de la République rechts van de Seine, en Place d’Italie links van de Seine. Tijdens de regering van Napoleon III werd in 1859 begonnen met een grootscheepse sanering van de binnenstad en aanleg van een nieuw wegenstelsel. Een netwerk van boulevards was bedoeld om de circulatie van het verkeer te bevorderen, maar is sinds de Tweede Wereldoorlog ontoereikend. De Opéra in de wijk ten noorden van het Louvre dateert van 1862-75. De omgeving ervan werd een centrum van winkels in luxe-artikelen. Er werden verschillende kerken gebouwd, o.a. de Trinité in renaissancestijl en de Saint-Augustin in Byzantijnse stijl.

Het nieuwe universiteitscomplex is van rond 1900, evenals de Eiffeltoren (ca. 300 m hoog) op het Champ-de-Mars en de Sacré-Coeur kerk in Montmartre. Tenslotte moet nog genoemd worden de Cité Universitaire, een complex van studentenhuizen bij de Porte d’Orléans. Montmartre, oorspronkelijk kunstenaarscentrum, werd centrum van amusement. In het westen van de stad het Palais du Centre National des Industries et des Techniques. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen grote uitbreidingen tot stand, het laatst in het zuiden. Ca. 1,2 mln. woningen werden gebouwd (80 % flats).

Hoewel de nieuwbouw ook wel plaatsvindt in oude wijken, waar de vervallen huizen worden afgebroken, breidde de stad zich zeer snel aan de randen uit. Naast een enorme woningbouw in het groene randgebied vestigden zich daar tal van industrieën en kantoren. De daaruit voortvloeiende problemen (achteruitgang van het leefklimaat, milieuvervuiling) poogt men op te lossen door een politiek van spreiding van industrieën en tertiaire werkgelegenheid.

Verkeer. Parijs is een verkeersknooppunt van internationale betekenis. Het spoorwegverkeer is vrij onpraktisch geregeld door de aanwezigheid van verschillende kopstations voor de grote (internationale) lijnen, die onderling slechts indirect met elkaar zijn verbonden door verschillende lijnen van de ondergrondse spoorweg (métro). Behalve de metro zorgen ook bussen voor het

stadsverkeer. Het openbaar vervoer met de voorsteden en buitenwijken geschiedt door buurtspoorwegen en autobussen. Parijs heeft drie vliegvelden, Orly, Le Bourget en Charles de Gaulle.

Het verkeer brengt een enorm aantal onoplosbare problemen mee, m.n. wat betreft het particuliere vervoer. Ca. 4 mln. inw. pendelen dagelijks, 1,5 mln. werknemers stromen iedere morgen de stad binnen. De metro speelt een zeer belangrijke rol in het personenvervoer. Het scheepvaartverkeer op de Seine heeft betrekkelijk weinig betekenis.

In de binnenhaven wordt per jaar 33 mln. t goederen overgeslagen (17 % van het Franse totaal).

GESCHIEDENIS

Parijs dankt zijn naam aan de Keltische stam van de Parisii, die hier (op het latere eiland Cité) de nederzetting Lutetia hadden gesticht. In 53 v.C. veroverden de Romeinen de plaats. Zij noemden het kerneiland Civitas (Cité) en legden er versterkingen aan. In de 2e eeuw had Parijs ca. 20000 inw.; de bewoonde gebieden lagen links (tussen de Seine en het latere Luxembourg) en rechts (tussen de Cité en Montmartre) van de rivier. De volgende eeuw werd de stad bisschops(in 1622 aartsbisschops)zetel. Parijs werd aan het eind van de 3e eeuw verwoest, vormde tijdens de volksverhuizingen het middelpunt van het rijkje dat de Romeinse veldheer Syagrius formeerde en werd eind 5e eeuw Frankisch, Parijs was sinds 508 residentie van koning Chlodovech l, naderhand van een graaf.

De abdijen rond Parijs werden uitgebreid met nederzettingen, zodat er een zekere agglomeratie ontstond, die verloren ging door de Noormannen, die Parijs tot de Cité reduceerden. Graaf Odo uit het huis Capet verdedigde de Cité van 885-86 met succes tegen de Noormannen en werd in 888 tot koning verheven, zijn nazaten noemden zich hertog van Francië en bestegen met Hugo Capet definitief de Franse koningstroon (987). Sindsdien was Parijs onafgebroken de Franse hoofdstad; onder Filips II August 1179—1223) kreeg de stad omwalling. In 1150 kreeg Parijs zijn beroemde universiteit en enkele jaren later verrees de burcht het Louvre. Tijdens de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) was Parijs het toneel van sociale troebelen, die o.a. resulteerden in de bouw van de versterking de Bastille (tegen eventuele nieuwe revoltes) en de versterking van het koninklijk gezag over de stad; Parijs had van 1420-36 Engelse bezetting. In de 16e eeuw werd de stad door de bemoeiingen van de kunstlievende koning Frans I sterk uitgebreid en verfraaid.

In 1572 vond te Parijs de Bartholomeüsnachtplaats; Parijs was bolwerk van de compromisloze rooms-katholieke partij (de Ligue), maar gaf zich in 1594 over aan koning Hendrik IV. In de 17e en 18e eeuw, onder Lodewijk XIV en XV, werd Parijs sterk uitgebreid, het stadsbeeld onderging belangrijke wijzigingen door het vervangen van vele nauwe, bochtige straten door brede rechte en door de bouw van deftige woonhuizen (hotels) met tuinen. Parijs werd vooral tijdens het schrikbewind van Robespierre, in 179294) het bolwerk van de Franse Revolutie, Deze traditie handhaafde zich bij de Julirevolutie van 1830, de Februarirevolutie van 1848 en de Commune van Parijs (1871). Onder Napoleon I, die de stad vele nieuwe gebouwen schonk (beurs, koren-, vlees-en wijnhallen) vond een tweede ingrijpende wijziging van het stadsbeeld plaats. Onder Napoeon in (1852-70) liet de prefect Haussmann de beide volkswijken in de binnenstad voor een groot deel slopen en door breed aangelegde stadsdelen vervangen, waardoor de bestrijding van eventuele opstanden (waarbij men voorheen barricades in smalle kronkelstraten kon aanleggen) sterk werd vergemakkelijkt. Parijs kreeg in 1900 zijn eerste metro, in 1907 zijn eerste autobuslijn.

In 1914 en 1918 werd de stad bedreigd door de Duitse opmars. In de Tweede Wereldoorlog was Parijs van juni 1940-aug. 1944 door de Duitsers bezet. In mei 1968 was Parijs het brandpunt van een studentenopstand, die gepaard ging met grote arbeidersstakingen (Meirevolutie).

< >