[Fr., Lat.], m./o. (-s),
1. stof met een doordringende, zich verspreidende geur;
2. geur Parfum was reeds in de oudheid bekend en diende waarschijnlijk als reukoffer, geneesmiddel en lustvolle prikkel. De voor de vervaardiging van parfum nodige reukstoffen werden meestal aan het
plantenrijk ontleend, ook wel aan het dierenrijk 'muskus, amber). Soms werden deze onvermengd gebruikt (b.v. wierook in de Rooms-Katholieke Kerk). Een parfum ontstaat meestal door het mengen van verschillende reukstoffen en bevat een fixeermiddel. Dit is een weinig vluchtige stof die een zwakke geur heeft of reukloos is. Deze moet o.a. de verdamping van vluchtige stoffen gelijkmatiger doen verlopen. Fixeermiddelen zijn o.a. benzylbenzoaat, perubalsem en synthetische produkten als iolvarom en fixoresin.
Het samenstellen van parfum vereist een zeer fijn ontwikkeld reukorgaan, een grote mate van ervaring, een goede smaak en inzicht in de mode. De menging van natuurlijke etherische oliën tot parfum staat nog alleen in Frankrijk (Grasse) op een hoog peil. Voor de meeste elders bereide parfums worden synthetische stoffen (heliotropine e.d.) gebruikt. In de fabricage van toiletzepen en cosmetische preparaten zijn parfums onmisbaar. Parfums komen vaak als alcoholische oplossing voor o.a. eau de toilette en eau de cologne). Daarnaast heeft men alcoholvrije waterige parfums en parfum, opgelost in andere oplosmiddelen, zoals terpineol, vaselineolie. Parfum wordt ook verwerkt in reukpoeder en is verkrijgbaar als crème en in vaste vorm, stiften en tabletten).
LITT. H.Jantyn, Riechstoffe, Seifen, Kosmetika (2 dln. 1950); J.Léon, Handboek voor parfumerie en cosmetiek (1959); H.Janistijn, Handbuch der Kosmetika und Riechstoffe (2e dr. 1970).