[Gr. para], in samenst.:
1. naast, bij, voorbij, langs, gedurende, tegenover;
2. lijkend op het in het tweede lid genoemde, niet hetzelfde zijnd;
3. bij scheikundige verbindingen ter aanduiding van de aanwezigheid van substituenten op de plaatsen 1,4 van een koolstofringsysteem; ook wel: ernaast voorkomend, b.v. paraformaldehyde, naast formaldehyde.