Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

panding

betekenis & definitie

v. (-en), (Oudned. recht) de inbeslagneming van goederen als middel tot executie van orderingsrechten.

Panding geschiedde op twee wijzen:

1. zonder dat er nog geprocedeerd was over het recht waarvoor gepand werd;
2. nadat er geprocedeerd was, dus ter executie van een vonnis.

Tegen de eerste soort, ook pandwering genaamd, was pandkering toegelaten; er volgde dan een proces over het recht dat men voor pandneming ten uitvoer had willen leggen. Tegen panding ter executie van een vonnis mocht de veroordeelde zich natuurlijk niet verzetten. De aantasting van het goed was de aanpanding. De executie daarvan (hetzij toeëigening, hetzij verkoop, afhankelijk van de daaromtrent geldende gewoonte of voorschriften) heette de uitpanding. Een dienaar van de overheid, veelal pander genaamd, was gewoonlijk nodig voor het doen van de aan-en uitpanding. Pander werd echter ook wel genoemd de schuldeiser op wiens verzoek werd gepand.

< >