plantengeslacht uit de familie Pandanaceae, met ruim 200 soorten, meestal boomachtige, gewoonlijk van steltwortels voorziene planten uit tropisch Australazië, de Pacific en Afrika. Stam cilindrisch, enige malen gevorkt, met ringlittekens.
Bladeren lang, smal, in spiralen, vaak uiterst scherp getand, gestekeld of gepunt. Bloem mannelijk of vrouwelijk (in bolronde hoofdjes). Vruchtbeginsel hokkig, met 1 zaadbeginsel. Bloeiwijzen van 1 of meer schutbladeren voorzien. Merkwaardig is het grote wortelmutsje aan de top van de luchtof steltwortels. In uiterlijk herinnert Pandanus (‘schroefpalm’) aan echte palmen (Palmae).
Veel aangeplant wordt P. tectorius, waarvan het geurige blad (zonder stekels) gebruikt wordt als slechtmateriaal. Een zeer stekelige variëteit met geel en wit gestreept blad wordt als sierplant (var. variegatus) gekweekt; een bekende strandvariëteit (blad blauwgroen) is var. litoralis. Een soort uit Mauritius, P. vandermeerschii, en een uit Madagaskar, P. utilis, zijn kleine bomen, die vele tropische tuinen sieren. P. pygmaeus is een sierheester in tropische tuinen (uit Madagaskar). De roodachtige zamelvruchten (vitaminenbron) van sommige soorten in Irian worden door bergpapoea’s gegeten.