Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

paf

betekenis & definitie

I. tw.,

1. nabootsing van het geluid van een afgeschoten vuurwapen; het gaat maar

aldoor paf! paf!;

2. plotselinge slag of stoot: paf ! daar ligt alles tegen de grond;

II. zn., m.,

1. het geluid van een afgeschoten vuurwapen: heb je die paf gehoord?
3. bn. en bw., sprakeloos, verbijsterd, ten hoogste verbaasd: van dat bericht stond hij paf.
4. bn. (-fer, -st),
1. opgeblazen, opgezet: ik ben paf van het vele eten en drinken;
2. lusteloos, loom: zo’n warmte maakt iemand paf.

< >