v., internationale jeugdorganisatie.
De padvinderij werd door R.S.S.Baden-Powell als een spel van verkennen ten dienste van de jeugd opgezet, doordat hij als officier van het Engelse leger bijzondere ervaringen had opgedaan met het inschakelen van jongens in verkennings-en andere niet-militaire activiteiten in een kritieke militaire belegeringssituatie tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1899-1902). Het succes van het spel leidde tot de oprichting van een aanvankelijk niet bedoelde eigen organisatie, de Boy Scouts (1907).
Deze spelvorm vond zoveel weerklank in de gehele wereld, dat overal nationale formaties ontstonden (in 1976 in 102 landen); in Nederland en België bestaat de eerste padvinderijgroep sinds 1910. Reeds in 1920 vond een grote internationale bijeenkomst plaats in Londen, waarna telkens om de vier jaar dergelijke grote jeugdkampen zijn georganiseerd als jamboree.
Elke padvinder moet bij de installatie de padvindersbelofte afleggen. Het padvindersuniform is vrijwel internationaal, in sommige landen wettelijk gedeponeerd. Het internationale embleem voor de jongens is de Franse lelie en voor de meisjes het driedelige klaverblad. Als eenheid van de padvindersorganisatie geldt de groep. Deze bestaat uit een aantal speleenheden:
1. welpen (jongens van 8-11 jaar); zes welpen vormen een nest, vier nesten vormen een welpenhorde onder leiding van volwassen leiders en leidsters;
2. verkenners (jongens van 10-14 of 16 jaar), verdeeld in patrouilles van 6-8 man, onder wie de patrouilleleider; 3-4 patrouilles vormen de troep onder leiding van volwassen leiders en leidsters;
3. rowans (jongens van 15-18 jaar) vormen een afdeling onder leiding van volwassenen;
4. voortrekkers (ouder dan 18 jaar).
Bij de padvindsters bestaat de indeling:
1. kabouters (7-10 jaar); deze vormen volkjes van 5-6 kabouters;
2. padvindsters of gidsen (10-13 jaar), verdeeld in rondes van 6-8 meisjes; 3-4 rondes vormen een vendel of kring, geleid door een rondeleidster, het geheel door leidsters met fantasienamen;
3. sherpa’s (meisjes van 14-17 jaar) vormen een kring;
4. pioniersters (ouder dan 17 jaar). Samenwerking van jongvolwassenen (pioniersters en voortrekkers) geschiedt in stamverband. De methoden ter verwezenlijking van het gestelde doel passen zich aan de geestelijke ontwikkeling van elk van de speleenheden aan. Ieder land is verdeeld in gewesten, districten en groepen.
Onder alle variaties en wisselingen van stijl en formuleringen blijven essentieel: de naar een spelcode plaatsvindende confrontatie van jeugdigen met het buitenleven en het werken in teamverband, het ontdekken van eigen mogelijkheden en het geheel als een bijdrage in de vorming van de persoonlijkheid.
In Nederland is de padvinderij georganiseerd in de Vereniging Scouting Nederland, die in 1973 gevormd is door de Vereniging de Ned. Padvinders (NPV), het Ned. Padvindersgilde (NPG), de Katholieke Verkenners (KV) en de Ned. Gidsen (NG). De Vereniging Scouting Nederland telde in 1979 ca. 105.000 leden en Scouting Internationaal ca. 23 mln. leden.
In België organiseerden zich in 1911 de neutrale Boy Scouts of Belgium, in 1913 de katholieke Baden Powell Belgian Boy en Sea Scouts en in 1915 de Katholieke Padvindsters van België en de neutrale Boy Scouts and Girl Guides. In 1929 gingen de Vlaamse en de Waalse katholieke scouts zelfstandige organisaties vormen: het Vlaams Verbond van Katholieke Scouts (VVKS) en de Fédération des Scouts Catholiques (FSC). In 1961 gebeurde hetzelfde bij de katholieke padvindsters door de oprichting van het Vlaams Verbond der Katholieke Meisjesgidsen (VVKM) en de Association des Guides Catholiques de Belgique. In 1966 tenslotte werd ook de neutrale organisatie gesplitst in een Vlaamse Federatie voor Open Scoutisme en een Waalse Fédération des Éclaireurs et Éclaireuses. De overkoepelende organisatie van de belangrijkste padvindersverenigingen is de Interfederale Scoutsbond van België.
LITT. W. Hillcourt en Lady Baden-Powell, Baden-Powell. The two lives of a hero (1964).