Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

padden

betekenis & definitie

v./m. (mv.), Bufonidae, groep van amfibieën, die samen met de kikkers de orde kikvorsachtigen vormen.

De padden zijn gekenmerkt door het geheel ontbreken van tanden, zowel op beide kaken als ook meestal op het gehemelte. Zij leven van insekten, slakken, wormen enz. Zij zijn zeer vraatzuchtig en daardoor zeer nuttig voor landen tuinbouw. Padden hebben in het algemeen een meer gedrongen lichaamsvorm dan kikkers, en betrekkelijk korte achterpoten, zodat zij meer lopen of huppelen dan springen. De tong, die bij vele soorten wateren boomkikkers achteraan is ingesneden, is bij de padden daar ter plaatse steeds afgerond. De pupil is in verband met de nachtelijke leefwijze bijna geheel sluitbaar (horizontaal spleetvormig).

De meeste padden hebben zwemvliezen tussen de tenen van de achterpoten. De huid, vooral achter de oren, is rijk aan klieren die een onaangenaam riekend, witachtige (voor de mens in het algemeen ongevaarlijk) slijm afscheiden. Padden zijn nuttige, voor de mens onschadelijke dieren.

In NEDERLAND en BELGIË komen twee soorten voor, nl. de gewone pad, Bufo bufo, en de rugstreeppad, B. calamita. De rugstreeppad is kleiner dan de gewone pad ( 8 resp. 20 cm) en meer groen dan de gewone pad; ook heeft hij midden op de rug een gele lengtestreep, kleinere wratten op de rug en kleine zwemvliezen. Deze soort komt voor in Westen Midden-Europa, in Nederland voornamelijk in de zandstreken; zij graaft holen in de grond en kan vlug lopen; zij is ook een goed zwemmer en een vrij goed klimmer. In Zuiden Midden-Europa komt een derde soort, B. viridis, voor.

Men gebruikt de naam pad ook voor een aantal niet tot de Bufonidae behorende soorten, die ook een huid met wratten hebben, amfibieën, knoflookpad, vroedmeesterpad, vuurbuikpad.

< >