Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pacifisme

betekenis & definitie

o., de radicaal-idealistische richting van de vredesbeweging, die uit hoofde van een ethische afwijzing van elke geweldpleging een onvoorwaardelijke bereidheid tot handhaven van de vrede eist.

De term pacifisme kwam op rond het begin van de 20e eeuw, aanvankelijk ter aanduiding van het streven de vrede te bewaren. Later werd het accent verlegd naar de afwijzing van ieder (m.n. militair geweld. Daarmee ontstond nauw verband met het antimilitarisme.

Het pacifisme heeft zeer verschillende historische wortels. Het christenpacifisme van anabaptisten, quakers en mennonieten gaat terug op Jezus’ Bergrede en vat het vredesstreven op als dwingende gewetenseis. De geleidelijke erkenning van gewetensbezwaren tegen de militaire dienst begon met de erkenning van bezwaren op deze religieuze grondslag. Het pacifisme kreeg ook impulsen vanuit de socialistische beweging, waar men de nationale militaire macht zag o.a. als middel om acties van uitgebuite arbeiders met geweld te breken. In tegenstelling tot de genoemde vormen is de vrede echter ook gepropageerd als middel om veroveringen te consolideren. Voorbeelden van dit imperialistisch pacifisme zijn o.a. te vinden bij de Indische heerser Ashoka (3e eeuw v.C.) en in het Romeinse keizerrijk (Pax Romana).

Verwant daarmee is het vredesstreven dat dient om koloniale volkeren af te houden van gewapend verzet tegen het moederland, en het streven naar vrede tussen verschillende staten om des te beter een gemeenschappelijke vijand te kunnen bestrijden. Verwant daarmee is ook een deel van het streven naar vrede door internationale organisaties. In bekende vredesplannen zoals die van de koning van Bohemen George van Podiebrad (14e eeuw), Nicolaas Cusanus (15e eeuw), de hertog de Sully (17e eeuw) en abbé de Saint-Pierre (18e eeuw) zijn de belangen van het land waarin de plannen ontstonden, duidelijk terug te vinden. Een andere vorm van pacifisme kwam op in de 18e-19e eeuw vanuit de Europese handel en industrie, het manchester pacifisme. De aanhangers van deze stroming achten oorlog schadelijk voor de handel en achtten de eigen belangen beter gediend met economische dan met militaire macht.

In het 20e-eeuwse spraakgebruik gaat pacifisme vrijwel steeds gepaard met het streven naar maatschappelijke verandering. Bekend werd het optreden van Mahatma Gandhi, die met geweldloze middelen de onafhankelijkheid van India wist te bereiken, en dat van Martin Luther King als voorvechter van gelijke burgerrechten in de VS. Mede door hun optreden geïnspireerd ontstond de overtuiging dat geweldloze actie ook zou kunnen dienen om de internationale veiligheid te verzekeren: sociale verdediging (massaal lijdelijk verzet tegen een buitenlandse aanvaller) in plaats van militaire verdediging.

Nieuwe impulsen kreeg het pacifisme tenslotte ook door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog en de ontwikkeling van atoomwapens (atoompacifisme). De gevolgen van het oorlogsgeweld worden na de oorlogen in Korea en Vietnam zó destructief geacht, dat met alle kracht naar ontwapening wordt gestreefd, wat het pacifisme betreft zo mogelijk wederzijds, desnoods eenzijdig.

LITT. D.A. Martin, Pacifism, an historical and sociological study (1965); A. Naess, Gandhi and the nuclear age (1965); M. Merk, Pacifisme et internationalisme (1966); P. Brock, Twentieth century pacifism (1970); T.

Ebert, Gewaltfreier Aufstand, Alternative zum Bürgerkrieg (1970); T.K. Mahadevan, Truth and nonviolence (1970).

< >